1606
18 NOVEMBER 1982
laatste jaren heel duidelijk aftekenen. Naar mijn
mening citeert de nota terecht punten uit een be
leidsrapport van de Werkgemeenschap Kindercentra
Nederland, waarin met name wordt gesteld dat de
toenemende maatschappelijke herkenbaarheid in de
samenleving een feit is, dat kinderopvang een ele
mentaire behoefte is bij grote delen van de bevol
king en dat deze de emancipatorische mogelijkheden
in het bijzonder voor vrouwen vergroot alsmede de
vermaatschappelijking van de opvoeding en het de
len van verantwoordelijkheid voor het opgroeien
van kinderen.
De aangelegenheid wordt in de nota verder
uitgewerkt en in het voor ons liggende preadvies
zien wij ik wil nadrukkelijk zeggen dat wij
daarover bijzonder verheugd zijn dat een poging
is gedaan een samenhangend beleid tussen de diver
se vormen van kinderopvang tot stand te brengen,
met name tussen het werk van de peuterspeelzalen
en dat van de kinderdagverblijven. Wij vinden in
de nota tevens aanzetten en gegevens ten aanzien
van de behoefte aan kinderopvang in Breda.
Wij juichen het toe dat een overleggroep in
het leven is geroepen die deze nota mede tot stand
heeft gebracht. In die groep hebben beroepskrach
ten van de kinderdagverblijven en van het E.A.J.-
project kinderopvang, leden van oudercomité1s en
vertegenwoordigers van een aantal belangengroepen
in Breda meegedaan. De inspraakavonden ik heb
dat in de commissie ook al gezegd zijn bijzon
der goed bezocht en wij kunnen daaruit concluderen
dat kinderopvang toch in een maatschappelijke be
hoefte voorziet. Wij zijn ook blij dat naar aan
leiding van die inspraakronde een aantal aspecten
in de nota en in het preadvies is bijgesteld. Ik
wijs met name op de wijksgewijze realisering van
voorzieningen voor kinderopvang die moet zijn af
gestemd op bestaande voorzieningen maar ook op de
specifieke behoefte van de wijk. Wij denken hier
over toch iets anders dan de V.V.D.-fractie, want
wij zijn evenals het college van mening dat wij