18 NOVEMBER 1982 1643 Wethouder WELSCHEN: Gezien de vele discussies die in de afgelopen week, ook in de commissie, hebben plaatsgevonden, gelet op het vrij late tijdstip en op datgene waarom het ons allemaal in feite gaat, naïnelijk het zo snel mogelijk realise ren van goede standplaatsen, zeker tegen de ach tergrond van de problemen die thans op Driekonin genoord extra aan het licht komen en van de win tertijd, meen ik mij te moeten beperken tot beant woording van de gestelde vragen en geen algemene beschouwing te moeten houden. Ik hoop dat u dat niet erg vindt. Er is mijnerzijds geen sprake van onwil, maar een aantal argumenten geeft mij aan leiding op die manier te reageren. De heer De Zwart heeft gevraagd naar de aan tallen standplaatsen waarmee wij op dit moment be zig zijn. Mijns inziens is het uitgangspunt voor hem en mij volstrekt duidelijk: 90 standplaatsen, verdeeld in 50, 30 en 10. Als hij spreekt van zes locaties in de huidige plannen in de stad, daar geen 50 bijtelt en vervolgens op 65 komt, heeft hij gelijk. Alleen zal de inrichting van de 15 re serveplaatsen pas over enkele jaren plaatsvinden. In die zin lopen wij dus enigermate vooruit op de te verwachten ontwikkelingen, die overigens reeds aan de raad zijn gepresenteerd omdat het sprei dingsplan twee fasen kent. Voor wat de situatie in de Haagse Beemden be treft kan ik zeggen dat een stuk in voorbereiding is dat de raad daarin volledig inzicht kan geven. U weet dat er twee locaties in procedure zouden gaan, te weten in Muizenberg en Achtermeer. Muizen berg kan, gezien de voortgang van de woningbouw, als een situatie worden beschouwd waarin op korte termijn geen realiseringsmogelijkheden aanwezig zijn en Achtermeer is door de achterstand in de bebouwing daar, anders dan een aantal jaren gele den was voorzien, wat verder van de woonbebouwing komen af te liggen. Dit brengt ons tot vrij uitvoerige gesprekken èn bij de functies stedebouw èn bij alle andere

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1643