1650 18 NOVEMBER 1982 belangrijke nieuwe gegevens zijn op grond waarvan het logisch is te bezien of je de Nieuwe Inslag niet moet laten prevaleren. Ik vind het bijzonder belangrijk het in die zin te beschouwen. Daarnaast acht ik het wat onverstandig de motie van de heer De Bruijn te volgen omdat wij dan, in de weten schap dat de wensen van de buurt en van de bewo ners zijn de Nieuwe Inslag permanent te maken, zouden moeten gaan werken aan uitvoerige procedu res voor de Weilustlaan, waarvan wij het idee heb ben dat wij die locatie in feite niet willen. Een ander punt is dat wij ook ten opzichte van de be woners zo min mogelijk onzekerheid moeten laten bestaan en dat het dus veel beter is om, als je toch de kant van de Nieuwe Inslag wilt opgaan, dit ineens duidelijk te zeggen en een zaak niet for meel af te wikkelen zoals de heer De Bruijn dat wil. De argumenten worden door de heer De Bruijn en mij verschillend gewogen en bij hem weegt het ene zwaarder en bij ons het andere. Ik kan hem echter wel zeggen dat de motie in het college is besproken en dat dit unaniem van mening is dat die niet moet worden gevolgd. Ik geloof niet dat artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is misbruikt. Wanneer hij de kwesties betreffende artikel 17 bekijkt hij kent die natuurlijk op grond van zijn rijke erva ring op allerlei gebied is duidelijk dat je op een aantal punten bestuurlijk van dat artikel ge bruik kunt maken. Daarop wordt een redelijk scher pe controle uitgeoefend en ik meen dat artikel 17 niet is misbruikt, want wij zijn in dezen niet op de vingers getikt. Mijns inziens is dit het meest duidelijke argument. De heer De Bruijn heeft gezegd er niets van te begrijpen. Dat is heel goed mogelijk maar tegen die achtergrond heeft hij toch een aantal redelijk verstandige opmerkingen gemaakt. De heer DE BRUIJN: U ziet dat het toch wel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1650