23 DECEMBER 1982
1790
de vraag wat het gemeentebestuur kan doen om die
factoren eventueel te verbeteren. Daarbij gaat het
dan uiteraard niet om grootheden die zich autonoom
ontwikkelen. Ik spreek hier dus niet over rente-
markttarieven of over vraag en aanbod op de ar
beidsmarkt: zulke grootheden ontwikkelen zich bui
ten de invloedsfeer van de lokale overheid. De ge
meente heeft belangstelling voor factoren als de
relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt, door de
heer Martens ten tonele gevoerd. Welnu, ten aan
zien van die relatie is inderdaad iets gebeurd. In
B.I.C.-verband zijn personeelschefs uit het be
drijfsleven met schooldecanen regelmatig overleg
gaan plegen over de wijze waarop de relatie zou
kunnen worden verbeterd. Ter zake van het scho
lingsaspect zijn diverse initiatieven genomen.
Om een ander voorbeeld te noemen: op een ge
geven ogenblik kwam uit een deelonderzoek te voor
schijn dat het bedrijfsleven nogal wat problemen
had met überhaupt het vinden van de verschillende
industrieterreinen van Breda en met het vinden van
concrete bedrijven op een industrieterrein. Er is
toen een geldsbedrag ter beschikking gesteld en
naar ik meen is anderhalf jaar geleden begonnen
met het plaatsen bij de industrieterreinen van de
grote borden die bezoekers van bedrijven snel weg
wijs kunnen maken.
Dergelijke punten zijn misschien niet alle
maal even belangrijk, maar er blijkt uit dat wij
terwijl het onderzoek aan de gang was wel degelijk
een aantal maatregelen hebben genomen.
De heer Martens heeft even het imago van het
gewestelijk arbeidsbureau ten tonele gevoerd. Het
arbeidsbureau-nieuwe-stijl krijgt langzamerhand
zijn beslag. Waar is dat het imago niet best kan
worden genoemd; dat is overigens geen specifiek
Bredaas maar een landelijk gegeven, waarvan we een
heel eenvoudige analyse kunnen geven. Wanneer het
bedrijfsleven met het arbeidsbureau in intensief
contact komt, is er eigenlijk altijd wel sprake
van problemen. Er kunnen bijvoorbeeld relaties met