1791
23 DECEMBER 1982
het gewestelijk arbeidsbureau zijn omdat men met
ontslagprocedures bezig is. Het in gang zetten van
ontslagprocedures is altijd een vervelende zaak,
met als gevolg dat ook de contacten met het ar
beidsbureau in een vervelende sfeer verlopen. Een
andere situatie waarin het bedrijfsleven contacten
met het gewestelijk arbeidsbureau heeft, is de si
tuatie waarin men niet de juiste personeelsleden
kan aantrekken. Ook dan heeft men contact met het
arbeidsbureau om een negatieve factor op te lossen.
Vandaar dat het gewestelijk arbeidsbureau eigen
lijk altijd temidden van negatieve factoren func
tioneert. Er vinden nochtans natuurlijk autonome
ontwikkelingen plaats die wij hoogstens kunnen
bij sturen.
De heer Martens mist in de enquête het oor
deel van het bedrijfsleven over het sociaal sta
tuut. Mijn reactie daarop is dat wij geen sociaal
statuut hebben en dat het bedrijfsleven er daarom
ook geen oordeel over kan geven. Wèl is het zo dat
de waardering voor het gemeentelijk beleid, door
het bedrijfsleven uitgesproken, juist een aantal
factoren betreft die men elders, in Rotterdam of
in Utrecht, onder een sociaal statuut zou kunnen
laten vallen. Er wordt heel nadrukkelijk in deze
rapportage een oordeel door het bedrijfsleven uit
gesproken over aanbod van bedrijfsterrein, kwali
teit van bedrijfsterreinrichting, het grondbedrijfs-
beleid, bestemmingsplanvoorschriften, bedrijfsse-
lectie, tarieven, stadsvernieuwing, binnenstadsre
constructie, informatie over bedrijfsterreinen et
cetera: allerlei factoren die men wat mij betreft
onder de noemer "sociaal statuut" kan brengen, maar
die als zodanig niet zijn gegroepeerd.
Ook de heer Van Duijl heeft gewezen op de la
te verschijning van de nota en daaraan de vraag
verbonden wat we nog met de resultaten kunnen doen.
Ik acht mij na mijn reactie op een soortgelijke
opmerking van de heer Martens ontslagen van de
verplichtingen om hierop nog nader in te gaan.
Niet geheel terecht constateert de heer Van