11 FEBRUARI 1982
188
De heer HENDRICKSIk moet zeggen dat de
wethouder dan nu voor de eerste maal blijk heeft
gegeven van het niet kennen van zijn stukken!
De VOORZITTER: Hij geeft daar ook nu geen
blijk van; de stelling van de fractievoorzitter
van het C.D.A. op dat punt zal nog moeten worden
bewezen
Na het verschijnen van het krantebericht van
vanmorgen hebben wij uiteraard in het college col
legiaal hierover met elkaar gepraat. Ik kan u zeg
gen dat mijn antwoord vrij kort kan zijn. De heer
Crul heeft gezegd dat het een eerlijke zaak moet
zijn, waarover eerlijk moet kunnen worden gepraat,
en ik kan u zeggen dat diezelfde behoefte bij ons
aanwezig is.
Naar ik aanneem zult u tevens de behoefte voelen
om die eerlijkheid van onze kant naar waarde te
schatten. Het verhaal dat ik zal houden zal zijn
opgebouwd uit een aantal feitelijke zaken, een
aantal emotionele zaken en een aantal juridische
zaken, en een dergelijk verhaal is natuurlijk
moeilijk over te brengen, reden waarom wij een be
roep willen doen op uw voorstellingsvermogen.
Ik zal ingaan op een vijftal punten.
Het eerste punt dat ik wil bespreken is een
tamelijk formeel punt. De heer Crul ging namelijk
op een gegeven moment wat over de schreef. Ik wil
stellen de heer Hendricks heeft min of meer
dat zelfde gezegd dat ik vanavond niet inhou
delijk wil ingaan op de vraag hoe een en ander
bij openbare werken is gekomen. In de beroemde
commissievergadering van 28 januari hebben wij
de impasse signalerend en constaterend dat het
allemaal niet zo fraai was, gezegd dat wij de
directeur van openbare werken zouden verzoeken
in een verhaal uiteen te zetten hoe het allemaal
is gekomen. Dit verhaal diende dan eerst naar
het college te gaan, opdat ook -dit de situatie
naar waarde kon schatten, en vervolgens naar de
commissie, alvorens wij in de raad zouden praten