203
11 FEBRUARI 1982
dat, gezien de verontrustende situatie, op korte
termijn duidelijkheid zal moeten worden gescha
pen omtrent de informatie die in overleg met de
vakbonden over dit punt bij Binnenlandse Zaken
zal worden ingewonnen.
De heer GARRITSEN: De laatste brief, die van
9 februari, is mijns inziens het belangrijkst,
daar die in feite een procedure aangeeft om uit
de problemen te komen.
Ik wil hierbij nog even wijzen op de verant
woordelijkheid van de gemeente, want het mag niet
zo zijn dat in het kader van het overleg met Bin
nenlandse Zaken in die richting verantwoordelijk
heden worden afgeschoven; wij zullen in dezen een
eigen gemeentelijk beleid moeten voeren.
De onderzoekscommissie die wordt ingesteld
en uiteindelijk een bindend advies zal geven, zal
een vrij belangrijke schakel in het geheel vormen
Het is duidelijk dat er in dit geheel twee partij
en zijn, namelijk de ABVA/KABO en het personeel
enerzijds en de gemeente, die ook bepaalde stand
punten heeft, anderzijds. De derde persoon die in
de commissie zitting zal hebben zal in feite de
beslissende stem hebben.
Ik wil met dit voorstel akkoord gaan, omdat
ook de vakbond ermee kan instemmen, al vind ik
dat de politieke discussie over de vraag of vuil,
zwaar of onaangenaam werk beter moet worden be
taald in feite in de raad behoort te worden ge
voerd, en dat op grond van die discussie tot be
sluiten moet worden gekomen. In wezen wordt nu
voor de gemakkelijke weg gekozen, in die zin dat
een commissie het werk doet waarvoor wij toch
zijn gekozen. Ik wil mij echter bij deze gang van
zaken en de gevolgde procedure neerleggen.
(applaus vanaf de publieke tribune)
Wethouder WELSCHEN: De laatste maanden,
maar in feite al gedurende de hele periode dat
ik hier als wethouder van personeelszaken zit,