209
11 FEBRUARI 1982
het moment waarop hij zijn motie indiende, eiste
u schorsing en daarover zal ik graag duidelijk
heid ontvangen.
De VOORZITTER: Die zult u krijgen, maar
bescheiden zoals wij zijn wachten wij onze beurt
af.
De heer EISSENS: Het zal duidelijk zijn dat
de motie ondanks de aangebrachte wijzigingen voor
ons volledig onaanvaarbaar is. Wij vinden zelfs
dat de wijzigingen de zaak nog meer vertroebelen
en onduidelijk maken, en dan doel ik met name op
de formulering dat de vertrouwensrelatie in dis
cussie is gekomen. De heer Crul heeft gesteld
dat dit geen motie van wantrouwen is, maar dan
zou hij toch minstens het vierde punt moeten
schrappen. Zo lang in de motie blijft staan dat
de vertrouwensrelatie tussen de wethouder en de
raad in discussie is gekomen, blijft deze motie
voor ons dezelfde betekenis houden als een motie
van wantrouwen, met name ook gezien de wijze
waarop de heer Crul u naar aanleiding van de brief
heeft geïnterpelleerd en het artikel dat in De
Stem is verschenen. Wij beschouwen dit als een
hoogst ernstige zaak, die wij ook hoog opnemen.
Door deze gang van zaken is de samenwerking tussen
de partijen dermate geschaad dat wij met ons al
len hierdoor in grote problemen kunnen worden ge
bracht. Wij vinden het een schande dat een motie
zonder duidelijke bewijzen doet veronderstellen
dat de wethouder in strijd met de waarheid heeft
gehandeld, en met name begrijpen wij niet dat
deze motie wordt ingediend door een partij die
te pas en te onpas hier naar voren brengt dat er
bewijzen op tafel moeten worden gelegd. Het is
naar ons oordeel schandelijk dat men een lid van
het college waarmee men samenwerkt op deze manier
wegzet. Wij zullen nauwkeurig letten op het stem
gedrag en ons aan de hand daarvan ernstig beraden
omtrent deze opstelling ten opzichte van de Partij
van de Arbeid.