211
11 FEBRUARI 1982
De heer HENDRICKS: Wij zijn dit debat inge
gaan met de mededeling dat wij op de zaak als zo
danig niet inhoudelijk wilden ingaan en daaraan
zullen wij ons houden. Wel willen wij enkele op
merkingen naar voren brengen.
Datgene wat wij vanavond beleven komt op ons
enigszins over als voer voor dramaturgen, waartoe
alle ingrediënten volop aanwezig zijn.
Ik wil vervolgens ingaan op de door u in uw
beantwoording naar voren gebrachte punten. In de
eerste plaats hebt u een formeel punt aangeroerd,
waarbij u meedeelde dat eerst het college over
het verhaal van de directeur van openbare werken
zou worden geïnformeerd en dat voorts dat verhaal
ter behandeling aan de commissies zou worden
voorgelegd. Voor zover onze informaties strekken
is op de desbetreffende avond over die zaak als
zodanig niet gesproken. De stukken zijn onzes
inziens teruggenomen zonder verdere afspraken of
toezeggingen. Wellicht kunt u op dat punt nog
nader terugkomen.
In de tweede plaats hebt u meegedeeld dat op
12 januari uitgebreid is gepraat over betalings
verplichtingen, waarbij het college de wethouder
heeft gemachtigd met de directeur van openbare
werken daarover van gedachten te wisselen. Ik heb
het besluitenlijstje van desbetreffende datum nog
even nagegaan, waarop ik dit onderwerp niet heb
aangetroffen. Gezien het vertrouwen dat wij als
leden onder elkaar in elkaar moeten stellen meen
ik ervan te moeten uitgaan dat dit een schoon
heidsfoutje is, maar wel vind ik het hoogst be
treurenswaardig dat dit punt op het lijstje niet
voorkomt
In de derde plaats bent u ingegaan op de
vraag of het college heeft gepoogd het een en
ander te verdoezelen. In antwoord daarop wees u
op het feit dat de stukken ter inzage lagen,
reden waarom er naar uw mening geen sprake is
van verdoezeling. Ik moet u echter zeggen dat
de stukken volgens ons van een grote mate van