11 FEBRUARI 1982 212 onduidelijkheid getuigen. Bij de stukken lag ook een stuk van de afdeling financiën met betrekking tot de HUG-operatiewaaruit bleek dat kennelijk ook van die kant niet voldoende duidelijkheid was verkregen. In de vierde plaats ging u in op de vraag of de commissie beter en anders had moeten worden geïnformeerd. Naar aanleiding van die vraag stel de u dat u als wethouder voor het blok was gezet, in verband waarmee u uw excuses hebt aangeboden. Zonder hierop inhoudelijk te willen ingaan, moet ik wel opmerken dat u hiermee de suggestie wekt alsof u de zaak enigszins wilt doorspelen naar de ambtelijke kant van het verhaal. Ik meen dat u letterlijk sprak van "voor het blok zetten". In de vijfde plaats kwam u met een sfeer tekening, waarin u sprak over de dekkingsproble- matiek en het al dan niet zijn aangegaan van ver plichtingen. Ik moet u zeggen dat het betoog op dat punt en uw motivering mij niet voldoende hel der zijn geweest. In hetgeen u stelde bespeurde ik enige tegenstrijdigheid met datgene waarover u als tweede punt sprak, onder andere ter zake van betalingsverplichtingen. Hetzij in de notitie hetzij later, bij een andere gelegenheid, zal ik gaarne duidelijkheid verkrijgen omtrent de ver plichtingen, betalingsverplichtingen en bestel lingen in dezen. Als normaal lid van deze raad breek je bijna de klomp bij de verwarring die omtrent dit punt is gerezen. Het komt mij ook voor dat er in dit verband sprake was van ver schillende interpretaties, met name voor wat be treft de dekking; de inhoudelijke kant zal echter later nog aan de orde komen. Met hetgeen u hebt gesteld over de lering die uit dit soort zaken kan worden getrokken zijn wij het volledig eens. Wij hebben daaruit begre pen dat uw toezegging inzake het van te voren aan dacht vragen voor mogelijke hete hangijzers niet door u persoonlijk, maar namens het college is gedaan en dat die ook betrekking heeft op het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 212