215
11 FEBRUARI 1982
te moeten stellen dat wij behoorlijk worden be
lazerd en een interpellatieverzoek wilde indienen
toen ik het een en ander in de krant las. Het
was tevens merkwaardig dat de wethouder in de
richting van De Stem niet wilde meedelen of deze
kwestie wel of niet in het college was geweest.
Ik had natuurlijk zelf een interpellatie kunnen
houden en aan de raad een motie kunnen voorleg
gen om het gebeurde af te keuren, maar ik had dan
als P.S.P. alleen gestaan. Op zichzelf is dat
nooit zo'n probleem, maar nu werd het mijns in
ziens tijd dat ook bij de andere fracties de ogen
eens open gingen, dat ook zij tot de conclusie
kwamen dat zij op een dergelijke wijze niet lan
ger in de raad konden figureren. Er is inderdaad
door andere fracties een motie uitgebracht, een
vrij zwakke motie, en ik ging ervan uit dat de
partijen die het overleg hadden gevoerd achter
deze motie zouden blijven staan. Ik moest echter
constateren dat één van de partijen toch weer
door de knieën ging en dat een andere partij de
toch al zwakke motie nog verder afzwakte. Mijns
inziens heeft het weinig zin een dergelijke ver
gaand afgezwakte motie nog in te dienenDe frac
tie van het C.D.A. sprak uit dat we vertrouwen in
elkaar moeten hebben en dat daarom dergelijke
moties niet mogen worden ingediend, maar daarmee
zet men de zaak wel behoorlijk op zijn kop. Het
gaat nu juist heel essentieel om het vertrouwen
in het college en in de raad. Ik wil inhoudelijk
niet verder op de zaak ingaan, maar het blijft
mijns inziens merkwaardig dat tijdens de commis
sievergadering na de schorsing van zeker vijf,
misschien wel tien minuten niet eens kon worden
meegedeeld dat in het college uitputtend over
die aangelegenheid was gesproken, terwijl evenmin
werd meegedeeld dat de dienst openbare werken
onderzocht hoe het precies in elkaar zat. Dit is
uiterst merkwaardig, gezien het feit dat er toch
verschillende ambtenaren aanwezig waren en de
wethouder zelf die zaak uitputtend in het college