323 11 MAART 1982 De heer VAN DE STEENOVEN: De heer Ten Wolde kan het wel oneens zijn met één van onze argumen ten op grond waarvan wij tegen een garage aan de Leuvenaarstraat/Middellaan of op het kathedraal terrein zijn, maar ik moet protesteren tegen zijn conclusie dat wij een ad-hocbeleid voorstaan. Wij hebben namelijk bij de behandeling van het bestem mingsplan nog een groot aantal andere argumenten genoemd die ons tot afwijzing van die parkeerga rages brachten. Onze opstelling op basis van onze uitgangspunten is dus consequent. De heer TEN WOLDE: Het uitgangspunt is voor al autootje-pesten. De Partij van de Arbeid heeft nimmer willen kiezen voor een goede parkeerfunctie in de binnenstad; daar gaat het om. De heer VAN DE STEENOVEN: Ik kan op een der gelijke beschuldiging nauwelijks serieus ingaan. De heer GARRITSENIk zal tegen deze begro ting stemmen, omdat die aangeeft dat het in het verleden bepaalde parkeerbeleid toch zal worden doorgezet; zij geeft niets aan over een ombuiging. Met de heer Van de Steenoven ben ik het eens dat de parkeergarages niet zo dicht bij de binnen stad moeten liggen, zoals duidelijk is te zien aan de garage in de Mr.Dr. Frederiksstraat, die vlak achter een drukke winkelstraat is gelegen. Als je in de V.V.D.-filosofie zou geloven zou je verwach ten dat een op die plaats gelegen garage een be hoorlijke bezettingsgraad zou hebben, maar daar van blijkt geen sprake te zijn. Ik meen daarom ook dat we van een aantal garages af moeten, wat echter niet geldt voor de garage bij de Haven. Met name met het oog op de stedebouwkundige invulling vind ik het een goede zaak dat die gemeente-ei gendom gaat worden. Wethouder VAN DUN: Als het niet zo' magere tijd zou zijn, zou ik graag met de heer Garritsen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 323