11 WAART 1982 324 op de vuist gaan, want ik begrijp helemaal niets van datgene wat hij heeft gezegd. Uit een aantal acties zijnerzijds heb ik namelijk begrepen dat hij de raad beschouwt als het hoogste gezagorgaan in de gemeentedat derhalve het college zich de besluitvorming van die raad moet aantrekken, mits die democratisch is genomen. Op basis van die be sluitvorming is door het college aan *de raad een begroting gepresenteerd. De heer Garritsen wenst evenwel tegen die begroting te stemmen, omdat die een bevestiging inhoudt van het in het verleden gevoerde beleid. Amme hoela, zo lust ik er nog wel een paar! Zo komen we er natuurlijk nooit uit, maar het lijkt me niet interessant om vanavond daarover door te praten. Het is naar mijn mening de taak van dit college rekening te houden met de besluitvorming van de raad. Hetzelfde kan ik zeggen naar aanleiding van de discussie tussen de heren Van de Steenoven en Ten Wolde. Ik wil de term "ad hoe" niet noemen, maar om dezelfde reden vind ik het onterecht dat de heer Van de Steenoven nu maar even stelt dat wij de parkeergarage aan de Haven moeten inslik ken om in de plaats daarvan iets leuks te bouwen voor de mensen dat een zekere rentabiliteit heeft. Dit zou niet getuigen van respect voor de raad, want die garage is daar niet zo maar gekomen. Ik herinner hierbij aan de kwestie van de beroemde omvangrijke parkeergarage aan de westzijde van de binnenstad en de motie die door de raad is aange nomen welke motie door het college wordt uitge voerd. Het college is er ook best toe bereid een studie te entameren om te bekijken of datgene waartoe in het verleden op dit gebied is besloten tegen de achtergrond van de economische ontwikke ling nog wel noodzakelijk is. De heer Van de Steenoven stelt nu echter maar even dat er op het kathedraalterrein geen parkeergarage moet komen maar iets anders. De correctheid vereist mijns inziens dat wij eerst de studie afronden en ver volgens, indien dat nodig is, een nieuw voorstel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 324