426 20 APRIL 1982 zijn, dat er zaken zijn waarover u meer wilt weten en dat er zaken zijn die voor u niet helemaal in the picture zijn gezet, geen enkel bezwaar onzer zijds bestaat tegen het bijvoorbeeld in een nader gesprek in de commissie algemene zaken, al dan niet aangevuld met de commissie openbare werken, in een structuur die u verkiest, uw vragen te be antwoorden, indien dus de raad serieus meent dat die vragen tot nu toe nog niet zijn beantwoord. Van de kant van het college bestaat daartegen geen enkel bezwaar. Het gaat in dezen om een zaak die niet is uitgelokt op grond van malafide veronderstellingen, maar die in het kader van behoorlijk bestuur zijn beginpunt heeft gevonden. Hij is evenwel door es calaties wellicht ligt dat mede aan ons zelf terecht gekomen in een vaarwater dat niet gezond meer is. Zoals de heer Hendricks terecht gistera vond en vanavond heeft opgemerkt moeten wij ook ter wille van de politieke betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van onze gemeente, dit college en uw raad, met inzet van alle krachten proberen op een honeste manier hiervan af te komen. Wij willen van harte daaraan meewerken. Ik meen hiermee ook een antwoord te hebben gegeven in de richting van de heer Garritsen. Naar mijn mening heb ik duidelijk gemaakt dat helaas, in het kader van een redelijke bestuurbaarheid van de stad, een aantal besprekingen niet in het open baar kon plaatsvinden. Aan het begin van mijn ant woord heb ik al gesteld dat het terugdraaien van de beslissing van 2 augustus 1979 naar ons oordeel nog steeds een goede zaak is geweest, ten aanzien waarvan geen wantrouwen past. Deze zaak heeft vele kanten, financiële, po litieke en bestuurlijke, maar ook in hoge mate juridische kanten en daarom verbaast mij de opmer king van de heer Garritsen dat we de stad niet be hoorlijk besturen wanneer we het overlaten aan ju risten. Ik neem aan dat die opmerking van de heer Garritsen zó niet kan zijn bedoeld, want als wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 426