430
20 APRIL 1982
advies inzake het instellen van hoger beroep blij
ven
De heer GARRITSENDoor mij en ook door de
heer Crul is teruggekomen op het punt van het on
afhankelijk onderzoek. Aan het eind van zijn ver
haal gaf de wethouder heel uitputtend aan wat er
allemaal is onderzocht, maar het gaat om het sta
dium waarin dat allemaal is gebeurd. Toen op 2
augustus 1979 het een en ander klem liep werd van
de kant van de wethouder in de commissie gezegd
dat op een rij zou worden gezet hoe alles in el
kaar zat, maar dit is niet gebeurd; in de versla
gen staat letterlijk dat het ambtelijk apparaat
daartoe fysiek niet in staat was. Een onafhanke
lijk onderzoek mócht niet worden ingesteld, ter
wijl een aantal fracties daaraan duidelijk behoef
te had. In dit verband wil ik een drietal centrale
punten noemen. Bij een aantal fracties was in een
vroeg stadium al bekend dat er ontoelaatbare ver
schrijvingen hadden plaatsgevonden; dit is ons
meegedeeld in een gesprek met Stok waarvan zelfs
nog een verslagje is gemaakt. In de commissie werd
desgevraagd ontkend dat er verschrijvingen hadden
plaatsgevonden, maar later bleek daarvan wél spra
ke te zijn geweest. In dit soort dingen vind ik
een aanleiding voor een onafhankelijk onderzoek.
Vervolgens werden wij, heel laat eigenlijk naar
aanleiding van een gedingop de hoogte gebracht
van het feit dat ten onrechte de handtekening van
St. Joseph onder een bepaald contract stond. Het
is merkwaardig dat wij dit pas laat te weten kwa
men; daardoor kwamen wij meteen te weten welke
consequenties dit voor de woningbouwvereniging had
In het verleden heb ik wel eens gevraagd hoe het
mogelijk was dat wij grond aan Brebo verkochten en
dat St. Joseph daarvoor aansprakelijk werd gesteld
op welke vraag geen antwoord kwam. Misschien wist
de wethouder dat toen inderdaad niet, maar dan had
hij dat toch wel moeten uitzoeken. De kwestie met
betrekking tot de winst lag eveneens onduidelijk,