468 20 APRIL 1982 waarbij we de beslissingen eventueel maar zelf moeten nemen. U wilt dit is te begrijpen, aangezien we door ons oudere gemeentelijke woningbestand over slechts magere onderhoudsfondsen beschikkenbe zien of de gemeente zelf woningwetwoningen kan gaan bouwen. Uw overleg met de woningbouwvereni gingen hierover is nog prematuur, zoals u hebt ge meld. Hoe verhoudt een dergelijke actie zich tot artikel 61 van de Woningwet? De heer VAN ASSELDONK: Ook van onze kant zal na de twee commissiebehandelingen niet veel meer worden gezegd. Wij willen waardering uitspreken voor deze bijstelling van de nota. We hopen dat iedereen, de bewoners, de ambtenaren, het college, de raad en ook de architecten, hiermee uit de voe ten zal kunnen. Wij willen echter nog enige duidelijkheid verkrijgen omtrent punt 9 van het besluit. Overi gens hebben wij verschillende dingen niet in de nota aangetroffen die wij er toch wel graag in hadden gezien, maar zo gaat het nu eenmaal in de politiek. In punt 9 lezen we: "in overleg met de woningbouwverenigingen te bezien of en zo ja in welke mate de gemeente zelf zou kunnen gaan bouwen in de woningwetsfeer.Ik zal graag van het col lege horen in welke fase de raad daarbij zal wor den ingeschakeld, want dat lijkt mij belangrijk. Zoals u weet hameren wij hier al meer dan een jaar op en hebben wij dit ook voelen aankomen. Zoiets kan een goede dan wel een slechte zaak zijn, maar in elk geval zal op een gegeven moment de raad moeten beslissen wanneer er iets moet gebeuren. Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Mevrouw Van Rooij heeft al gezegd dat dit het sluitstuk is in een reeks van nota's. Je zou daaruit misschien kunnen afleiden dat het gaat om een statisch ge beuren waar we verder niets aan doen, maar zo ligt het natuurlijk niet. De nota van 1977 heeft

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 468