487
21 APRIL 1982
advisering in de sector volksgezondheid binnen ge
meentelijk verband kent. Zoals men weet moeten we
die advisering halen bij het stadsgewest. Ik zeg
hiermee niets ten nadele van het stadsgewest, maar
op deze manier zijn de lijnen wat langer en is de
integratie in de gemeentelijke policy wat moei
lijker.
Ik heb hiermee gereageerd op het element van
eventuele verwijtbaarheid jegens de gemeente en
ik heb anderzijds de juridische situatie geschetst.
Tot slot wil ik, voor zover dat van onze kant zin
vol is, ingaan op de door de heer Oomen ingediende
motie. Ik beperk mij daarbij tot het gestelde on
der "verzoekt het college".
Punt 4 heeft betrekking op een grondig on
derzoek. Ik heb zojuist aangegeven dat er reeds
onderzoek is verricht en dat het de bedoeling is
nog nader onderzoek in te stellen; men zal van de
resultaten op de hoogte worden gehouden. In ver
band hiermee hebben wij noch tegen punt 4, noch
tegen punt 5 enig bezwaar. Ook tegen de punten 6
en 7 hebben wij geen bedenkingen. Het enige be
zwaar van het college tegen de motie hangt samen
met punt 8. Indien aantoonbaar is dat er een ge
vaar opleverende situatie bestaat die uit de aan
wezigheid van de spaanplaat voortkomt, is het col
lege bereid daar onverwijld iets aan te doen. Wij
hebben echter enige moeite met de passage "los van
de financiële implicaties en verantwoordelijkhe
den". Wat wij in de motie zouden willen inbouwen
is: los van de financiële implicaties, maar met
inachtneming van de verantwoordelijkheden zoals
die uit de beantwoording van de vragen zullen
blijken. Nu de situatie juridisch inhoudt dat wij,
ingeval er iets ongezonds aan de hand is, de aan
nemer aansprakelijk kunnen stellen, getuigt het
naar mijn mening van goed gemeentelijk beleid als
wij die verantwoordelijkheid niet van ons afzet
ten en haar graag waar willen maken.
Samengevat: ik heb de situatie geschetst,
met de verwijtbaarheid ligt het wat moeilijk en