511
21 APRIL 1982
maar ik kan mij in dit geval geheel vinden in de
woorden van de kant van het C.D.A. Ik wil daaraan
nog het volgende toevoegen. De gewijzigde verorde
ning treedt op 1 januari 1982 in werking. Nu heeft
de raad zelf herhaalde malen het "onaanvaardbaar"
uitgesproken over maatregelen van de kant van de
rijksoverheid die in een lopende begroting ingre
pen. Hier wordt een soortgelijk instrument gehan
teerd en ik vind het terecht dat sportverenigingen
soortgelijke bewoordingen in de richting van de
gemeente gebruiken. Naa'" mijn mening kunnen we
eigenlijk op deze manier niet te werk gaan. Ik ben
niet in staat op dit ogenblik met een concreet al
ternatief te komen, maar het lijkt mij, in aan
sluiting op de opmerkingen van het C.D.A.beter
in 1983 tot een structurele aanpak over te gaan en
nu desnoods door middel van fondsen de zaak slui
tend te maken. De gemeente komt bij de verenigin
gen niet geloofwaardig over als zijna pas een
verordening in werking te hebben gesteld, die nu
alweer gaat wijzigen. Ik vind dat een slechte vorm
van besturen.
De heer GROSFELD: Hoewel het verstrekken van
subsidies aan sportverenigingen een niet-onbelang-
rijke bron van inkomsten betekent, zal er op dit
gebied moeten worden bezuinigd, met het gevolg dat
het nodig zal zijn een hogere eigen bijdrage van
de sporter te verlangen. Het is daarom juist, ze
ker in het kader van de algemene bezuinigingen,
dat er een aanpassing van de sportsubsidieverorde-
ning tot stand komt. Ik kan dan ook met het voor
stel van burgemeester en wethouders meegaan.
Ten aanzien van het voorstel om niet langer
subsidie te verstrekken ten behoeve van niet in
Breda woonachtige sporters kan ik met de opmerkin
gen van de heer Veelenturf wel meegaan. Teneinde
de individuele sporters en de verenigingen niet
het slachtoffer te laten worden verzoek ik de wet
houder contact op te nemen met de randgemeenten en
er door bemiddeling naar te streven dat de niet-