21 APRIL 1982 522 gegevens moeten hebben. Bestaat de bereidheid om in de commissie algemene zaken deze materie, even tueel in besloten verband, met de leden nader door te lichten? De heer OOMEN: Toen ik in 1971 als gewoon lid van een politieke partij deelnam aan de demonstra ties tegen de te houden volkstelling 1971, was één van mijn belangrijkste motieven voor deelname dat ik niet wenste dat de overheid mij zou regis treren en zou vastleggen welk geloof of welke ge loofsovertuiging ik had, hoewel ik voor mijn ge loofsovertuiging zeer nadrukkelijk uitkom. Dit heeft te maken met dingen die ook tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben gespeeld. Ik kan mij niet voorstellen hoe de heer Schuring tot de uit spraak komt dat het ter tafel liggende stuk ei genlijk politiek niet relevant zou zijn. Het is juist in hoge mate politiek relevant. De heer SCHURING: Ik heb gezegd dat al die techniek niet relevant is. De heer OOMEN: Ik kan merken ik kom daar straks nog op terug dat u niet in de commissie vergadering bent geweest, want anders had u dat niet gezegd. Andere leden van de C.D.A.-fractie die wèl in de commissievergadering waren, zouden die uitspraak, denk ik niet hebben gedaan. Over deze materie hebben wij in twee commis sievergaderingen uitvoerig beraadslaagd. De amb telijke staf heeft op de zeer gedetailleerde de vragen van de diverse commissieleden uitstekende antwoorden verschaft en dit heeft geleid tot aan passing en wijziging van de conceptverordening. Wij hebben hiervoor alle lof en wij zullen het voorstel steunen. Het feit dat de raad vanavond een privacy- verordening vaststelt, heeft, afgezien van de privacy als zodanig, in hoge mate te maken met de voortschrijding van de techniek. Hoewel het lijkt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 522