21 APRIL 1982 536 ogenblik duidelijk mee dat de gemeentelijke bij drage vast en zeker erg hoog is en dat zij waar schijnlijk best nog van pas kan komen voor andere voorzieningen op het gebied van de verkeersveilig heid. Onnodig te zeggen dat de V.V.D.-fractie te gen het voorstel zal stemmen. De heer DEK: Het is als ik mij goed herinner één van de eerste keren dat we meemaken dat een voorstel waarover de commissie negatief heeft ge adviseerd, toch in de raad aan de orde komt. Dit heeft ons ertoe aangezet nog maar eens wat dieper in de problematiek te duiken. Ik heb daarbij een rapport van 1978 over de bewuste kruising boven tafel gehaald. Uit dat rapport zou je met gemak een conclusie kunnen trekken die tegenovergesteld is aan de conclusie die nu wordt getrokken, name lijk ondertunneling. Hierbij heeft, denk ik, mee gespeeld dat in 1978 nog wat meer geld voorhanden was dan nu, anno 1982. De aandacht voor het langzaam verkeer gaat ons bijzonder ter harte. In het preadvies wordt het belang van het langzaam verkeer als een motief voor de wenselijkheid van een tunnel aangevoerd, maar wij stellen ons daarbij de vraag of het plan tot ondertunneling vanuit de zorg voor de veilig heid van het langzaam verkeer is ontstaan. De voordelen die in het preadvies worden genoemd zijn voor ons beslist niet altijd overtuigend. Bij het voordeel onder 2 is sprake van een leerlingen aantal van 6.000 a 7.000 dat ten noorden van de weg naar school gaat en dat van deze kruising ge bruik zou maken. "Voor een optimale beveiliging van deze scholieren," aldus het voorstel, "is een ongelijkvloerse kruising vereist." Wie echter de cijfers in het rapport van 1978 heeft bekeken, heeft gezien dat het aantal ongevallen waarbij langzaam verkeer betrokken is, ruim onder de 50% van het totaal blijft; over de periode 1974-1978 bedroeg het gemiddeld 28,57%. In 1981, toen de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 536