569
21 APRIL 1982
Ik vind dat een vreemde manier om tot een zakelij
ke beoordeling te komen.
Wethouder SANDBERG: Wij hebben kennis genomen
van zowel de accountantsverklaring als de opvat
ting van het stichtingsbestuur. Het is volstrekt
duidelijk dat wij ons niet uitsluitend op één van
beide richten. De accountant constateert dat er
een verschil is tussen de opvattingen van de
Stichting en die van de belastinginspecteur. Zij
kunnen daarover gerust met elkaar op de mat gaan,
want dat levert voor ons geen financieel risico
op. Dat is het kader waarin u deze voorstellen
moet beoordelen.
De heer GARRITSEN: Maar het voortbestaan van
de Stichting is uitdrukkelijk in het geding. Als
het voortbestaan van een woningbouwvereniging op
het spel staat, zal niemand zo gek zijn om met die
woningbouwvereniging in zee te gaan, maar in het
geval van deze Stichting schijnt er geen probleem
te zijn. Ik vind het uiterst merkwaardig als een
college dit soort standpunten inneemt.
Wethouder SANDBERG: U neemt nu op voorhand al
aan dat bij de afwikkeling van dit geschil beslis
singen in het nadeel van de Stichting zullen uit
vallen.
De laatste opmerking van de heer Garritsen in
tweede termijn had betrekking op de grondtransac
tie. Ik vind dat hij zich ten opzichte van het
college nogal beschuldigend opstelt als hij zegt
dat wij het niet zouden hebben gemerkt wanneer de
grondtransactie met twee bestuursleden tot stand
zou zijn gekomen. De heer Garritsen zou beter moe
ten weten: grondtransacties kunnen niet geschie
den notarissen oefenen daarop controle uit
als degenen die tekenen ten aanzien van de tot
standkoming van een dergelijke overeenkomst niet
rechtsbevoegd zijn. Het kan überhaupt niet vóór
komen dat een akte met betrekking tot zo'n