618
13 MEI 1982
voorkeur aan af te wachten wat op 27 mei aan de
commissie ruimtelijke ordening en op 3 juni aan de
commissie algemene zaken zal worden voorgelegd.
Aan de hand daarvan zullen wij een oordeel kunnen
vellen.
De heer TEN WOLDE: In februari is over deze
aangelegenheid in de raad een uitgebreid debat ge
voerd, waarbij de wethouder naar aanleiding van
het voorgevallene een duidelijke knieval heeft ge
maakt. Op het ogenblik komt plotseling twee maan
den later een feit op ons af dat niemand van de
raadsleden en, naar ik uit de brief afleid, ook
niemand van de leden van het college bekend was.
Mijn fractie betreurt het dat het college zo veel
tijd nodig heeft gehad voordat het, in de raadsver
gadering van februari, met een toezegging is geko
men en dat er nu zelfs weer een tijdje zal moeten
verlopen voordat in commissieverband een advies kan
worden besproken. De heer Eissens heeft er terecht
op gewezen dat de nieuwe feiten er nog niet zijn en
dat het daarom nagenoeg zinloos is nu een oordeel
te vellen. Wij wachten de behandeling van de aange
kondigde notitie in de commissie ruimtelijke orde
ning af. In juni zal er naar ik aanneem meer duide
lijkheid over de precieze toedracht zijn: we kunnen
dan op een ordentelijke manier tot een oordeel ko
men. Mijn fractie heeft er geen enkele behoefte aan
op dit ogenblik het interpellatieverzoek te steunen.
De heer CRUL: Wij hebben best begrip voor de
gevoelens van de P.S.P., die in deze kwestie snel
duidelijkheid wil hebben. Aan de andere kant is het
zo dat nog veel onduidelijk is gebleven, hoewel wij
via de pers aanvullende informatie hebben gekregen.
Het college komt ook de heer Ten Wolde heeft
daarop gewezen naar onze mening laat met volle
dige informatie. In februari is met nogal wat harts
tocht over dit onderwerp gesproken en wij vinden dat
er snel tot een afronding zou moeten worden gekomen.
Behandeling in de commissievergadering van eind mei