13 MEI 1982 621 dat de wethouder in de commissie ruimtelijke orde ning en in de raad heeft gezegd dat hij niet op de hoogte was, terwijl later uit een persbericht het tegendeel is gebleken. Ook de heer Ten Wolde is inhoudelijk op dit aspect ingegaan en vandaar mijn opmerking over partijdigheid aan uw adres, mijn heer de voorzitter: ik ben werkelijk geschokt dat u op deze manier de vergadering voorzit. Overigens lijken mij de suggesties van de heren Crul en Dek wel zinvol. Op een gegeven ogenblik heeft de wethouder in de raad gezegd dat hij niet op de hoogte was. Als je dan in de krant leest dat hij wêl op de hoogte was en als informatie via andere kanalen in dezelf de richting wijst, dan voel je je goed belazerd en De heer EISSENS: Het spijt mij, maar ik vind dat we nu inhoudelijk bezig zijn] De heer GARRITSENIk vind het, zoals gezegd, noodzakelijk dat de raad zich op korte termijn met dit onderwerp bezighoudt en de procedure niet gaat verlengen. In de brief van het college die is niet voor niets op tafel gekomen wordt voorge steld de kwestie op 27 mei in de commissie ruimte lijke ordening en op 3 juni in de commissie alge mene zaken te bespreken. Ik kan met dit voorstel van het college niet akkoord gaan, want ik vind dat we op deze manier de kwestie te ver voor ons uit zouden schuiven. Met de opmerking van de kant van de V.V.D.inhoudende dat het allemaal nogal lang duurt, ben ik het eens en ik denk dat men de behandeling om bepaalde redenen bewust wil uit stellen, iets waaraan we naar mijn mening niet moeten meewerken. Nu een aantal stukken bekend is geworden, wil ik, ook omdat ik de indruk heb dat de stemverhouding het houden van een interpellatie vandaag niet toelaat, in feite een nieuw voorstel doen. Ik stel voor dat met ingang van morgen de stukken ter visie worden gelegd en dat er dan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 621