652 13 MEI 1982 voorstel maakt. Ik heb mij over de slotconclusie van de wethouder verbaasd en ik zou hem graag willen vragen hoe dit zit. Wethouder VAN DUN: Er wordt de laatste tijd te vaak verondersteld dat deze wethouder uit de bocht vliegt zonder dat men goed luistert naar wat er wordt gezegd. Ik heb gezegd dat ik hetgeen ik vrij spontaan op de vraagstelling van de heer Paquaij heb geantwoord, in een notitie wil vast leggen. Bovendien heb ik gezegd dat de raad te allen tijde formeel de bevoegdheid heeft om over de winst van het grondbedrijf te beschikken. Dit ga ik samenhangend in een notitie vastleggen en ik weet dat die notitie op hoofdpunten niet zal afwijken van de hoofdpunten van mijn antwoord aan de heer PaquaijIk vlieg dus helemaal niet uit de bocht. Zojuist heb ik er al op gewezen dat de motie van de heer Paquaij in politiek opzicht, in bedrijfsmatig opzicht en in verband met het han delen van onze gemeenteraad méér betekent dan ogenschijnlijk het geval lijkt te zijn. Ik meen dat het dan onzorgvuldig zou zijn het bij mijn beantwoording te laten en ik wil daarom de gedach ten die ik heb geuit samenhangend op papier zet ten. Zo iets heet dan in ons gemeentelijk spraak gebruik een notitie. De heer TEN WOLDE: Dit betekent dus dat de heer Van Dun een aparte notitie maakt over de be stemming van deze winsten en verliezen volgens een verrekeningsmethodiek. Het gaat dan om een specifieke bestemming van gelden, los van de HUG- operatie. Naar mijn mening fietst dat overal dwars doorheen. Wethouder VAN DUN: Ik zal nog eens samenvat ten wat ik heb gezegd. 1. De bestemming van winsten die wij op ex- ploitatiegebieden in het grondbedrijf maken, be hoort formeel tot de bevoegdheden van de raad.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 652