682 13 MEI 1982 het ministerie van defensie zal moeten worden vastgesteld of men de Galderse Meren kan missen en, zo ja, of men dan voldoende heeft aan de Vrachelse Heide. Breda heeft als garnizoenstad een bepaalde verantwoordelijkheid. Het pacifisme dat de P.S.P. ingeeft om zo maar in gemeentelijk ver band met dit soort dingen te gaan rommelen, staat ver van onze fractie af. In dit verband ben ik blij met de opmerkingen van de heer Van de Steen oven. Er zal overleg met het ministerie van defen sie moeten worden gepleegd. Ter tafel ligt een goed stuk, dat kan worden beschouwd als een aanzet tot het maken van een plan. De nota getuigt naar mijn mening van vol doende realisme. De redenering is: er is een be heersplan, maar de uitvoering van het beheer is een heel ander vraagstuk. Ik geloof dat we ons niet de illusie moeten maken dat het beheer op korte termijn sterk zal worden geïntensiveerd, want bij het streven naar zo'n intensiever beheer loop je onmiddellijk tegen de financiële mogelijk heden aan. Zou de wethouder enig inzicht kunnen geven in de wijze waarop de aanbevelingen op het gebied van het beheer zouden kunnen worden verwe zenlijkt, afgezien van het bedrag van 64.000, dat nu voor het treffen van voorlopige maatregelen wordt uitgetrokken? Hoe ziet de wethouder het vervolg? De heer Dek heeft bij amendement voorgesteld het beheersplan te zijner tijd ondergeschikt te maken aan het plandeel Zuid. Het begrip "onderge schikt" gaat wellicht iets te ver. Naar mijn me ning moet het beheersplan worden ingepast en moe ten we van eventuele subsidiemogelijkheden ge bruik maken. Gezien de druk die op de functie ruimtelijke ordening bij het stadsgewest wordt uitgeoefend, zal Breda ervoor moeten zorgen vol doende invloed te hebben. Tegen het amendement heb ik op zich niet veel bezwaren. Ik denk dat het weinig kwaad kan en als er een subsidievoordeel in zit, is dat meegenomen. Uitgaande van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 682