684 13 MEI 1982 orde is, dit soort amendementen indient, kun je beter flink zijn en ronduit zeggen dat je de hele militaire functie die in Breda is geëffectueerd, wenst te ontkennen. Op die manier pak je de zaak ten principale aan. We weten dat een dergelijke opvatting in een wanverhouding staat tot opvattin gen die door de raad van Breda zijn geventileerd en die er gewoon op neerkomen dat de militaire functie om allerlei redenen in Breda haar bestaans recht heeft en dat we bereid zijn daaruit een aan tal aanvaardbare consequenties te trekken. Aange zien wij niet in staat en niet voornemens zijn het Nederlandse leger af te schaffen, vind ik dat Bre da als garnizoensplaats de mogelijkheid moet heb ben in redelijk overleg met militairen ook voor oefenterrein te zorgen. Dat is de achterliggende filosofie en zo hebben wij het contract met de mi litairen zowel ten aanzien van de Galderse als ten aanzien van de Vrachelse Heide beleefd. Als wij nu in die benadering van de militaire optiek in Breda tegen deze nota aan lopen, dan ko men we tot de conclusie dat deze nota op zich geen aanleiding hoeft te zijn om het militaire gebruik te beëindigen. Wêl vinden wij in de nota aanlei ding om het militaire gebruik te encadreren in een aantal normen en voorwaarden die recht doen aan hetgeen wij met de Galderse Heide willen. Een ander punt en ik geloof dat we dan een relatie moeten leggen tussen deze nota en enkele elementen uit de HUG-rapportage is dat we een dwarsverbinding kunnen zien met wat ten aanzien van de Vrachelse Heide is gezegd. Zoals men weet is de Vrachelse Heide voor een belangrijk gedeelte privaatrechtelijk eigendom van de gemeente Breda. In het gebied doen we ten eerste "groenachtige" dingen en het wordt ten tweede gebruikt voor mili taire doeleinden. Het voorstel van de dienst be plantingen, door het college overgenomen en op 18 mei door de raad te behandelen, is te bekijken of we de Vrachelse Heide kunnen afstoten. Tegen die achtergrond vind ik het terecht dat er een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 684