m 702 13 MEI 1982 voorbereiding zal worden- genomen. Dat is geen ont heffing voor een individuele zaak: er wordt een structureel voorstel voorgelegd. Wethouder VAN DUN: Ik denk dat mevrouw Pau- lussen volkomen gelijk heeft in haar benadering van de artikel 10 situatie, maar dat zij daarmee geen antwoord geeft op de vraag van de heer Kamme- raat. Wat gaat er gebeuren? Wij moeten uitvoering geven aan het besluit dat het college op grond van artikel 10 van de Woonwagenwet heeft genomen. Daarbij zou de weg van een gewone bestemmingsplan wijziging kunnen worden gevolgd, maar wij kiezen voor een snellere methode en stellen de raad daar om voor een voorbereidingsbesluit te nemen; als er een bouwplan en dat is natuurlijk erg gauw klaar wordt ingediend, start dan een bepaalde procedure, terwijl inmiddels een bestemmingsplan wordt voorbereid. Laten we elkaar recht in de ogen kijken: het zit er dik in dat de bestemming van het stukje grond waarvoor een bouwplan in het ka der van een artikel 19-procedure is goedgekeurd, zal worden omschreven met het woord "woonwagen standplaats" of woorden van gelijke strekking. Als de heer Van Toren weggaat, geldt de bestemming nog steeds, maar zij kan dan pas weer worden ingevuld als artikel 10 van de Woonwagenwet opnieuw wordt toegepast. De VOORZITTER: Was mevrouw Paulussen uitge sproken Wethouder mevrouw PAULUSSEN: Ik wijs de heer Ten Wolde er nog op dat de minister van C.R.M. hiermee niets meer van doen heeft. Zoals men weet is de kwestie van de lokaties op het ogenblik een zaak van het ministerie van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. De uitvoering van de Woon wagenwet is een verantwoordelijkheid van het lo kale bestuur.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 702