13 MEI 1982 717 dat het toezicht van overheidswege op de inhoud van de uitzending behoudens het zojuist ge noemde repressief is en door de minister wordt geregeld. Ook hier ligt dus een verantwoordelijk heid bij de minister. Vervolgens iets over de objectiviteit. Ik kan mij goed in de woorden van de heer Kammeraat vin den en ik meen dat wij in het vooroverleg nadruk kelijk op door hem bedoelde punten hebben gewezen. Ook hebben wij erop gewezen dat het in omroepland gebruikelijk is dat op de verkiezingsdag gedurende de periode dat de stembussen open zijn en vlak daarvóór geen politieke propaganda wordt bedreven Ik weet dat onze voorzitter op verzoek van het college een gesprek met de initiatiefnemers heeft gehad. Hij kan daarover wellicht zelf het beste iets zeggen. Aan de andere kant kan ik verklaren dat ik voldoende vertrouwen heb in de mensen die hierachter staan. Men heeft de door de heer Kamme raat bepleite objectiviteit in de zin van zend- tijdverdeling, aandachtverdeling etcetera hoog in het vaandel staan. Ik denk dat we toestemming ver lenen aan een organisatie die ook al in het verle den heeft bewezen over de juiste normen te beschik ken, zodat we haar vertrouwen kunnen schenken. De VOORZITTER: Van mijn kant kan ik bevesti gen dat er gesprekken zijn geweest en dat de af spraken exact overeenkomen met hetgeen de heer Sandberg heeft verwoord. Op de dag zelf wordt op de radio er zijn op 2 juni geen televisie-uit zendingen geen politieke propaganda bedreven. We hebben de manier waarop gedurende die dagen zal worden gewerkt met de dames en heren besproken. De heer OOMEN: Op 2 juni zal men inderdaad geen politieke propaganda moeten maken, maar het lijkt mij wel zinnig dat men, als de uitzending om 17.00 begint, er propaganda voor maakt dat het nuttig is om te gaan stemmenMen zou de nadruk op het belang van een hoge opkomst kunnen leggen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 717