24 JUNI 1982
928
worden. Uit de notulen van 16 september 1976,
agendapunt 29, blijkt dat de binnengemeentelij
ke decentralisatie afhangt van het aantal
standplaatsen dat op Driekoningenoord mag blij
ven staan. Het college heeft in dit verband op
gemerkt dat er in Breda meer dan één centrum
moet komen indien het maximaal toegestane aan
tal standplaatsen minder is dan het aantal
waarvoor Breda moet zorgen. De verantwoordelijk
heid die de andere gemeenten moeten dragen
geldt ook voor Breda.
Het college voert nu op dit punt het programak
koord uit, waarin staat dat het woonwagencen
trum in Breda wordt opgesplitst in kleinere
centra. Tijdens de raadsvergadering van 24 ap
ril 1979 heeft de raad ingestemd met het begin
van de binnengemeentelijke decentralisatie door
in te stemmen met de aanwijzing van een locatie
van 30 standplaatsen of twee van 15 standplaat
sen in de Haagse Beemden.
Zoals uit het vorenstaande blijkt is er geen
koerswijziging. Tijdens de raadsvergadering van
24 april 1979 heeft de raad besloten dat de ge
meente Breda zich niet aan haar verantwoorde
lijkheid zal onttrekken ten aanzien van het
aantal standplaatsen in Breda. Indien het aan
tal wagens toeneemt komt Breda als eerste in
aanmerking om de benodigde uitbreiding van
standplaatsen te realiseren, omdat Breda, uit
gaande van de spreidingsnorm na realisering van
het spreidingsplan minder standplaatsen heeft
dan op grond van deze norm toegerekend kunnen
worden.
De prognoses voor de aanwas van de woonwagen
bevolking zijn te laag gebleken.
Bovendien is in de gemeenschappelijke regeling
tot 1984 vooruitberekendterwijl nu in verband
met de vertraagde uitvoering van de decentrali
satie tot 1990 gerekend wordt.
Het college heeft met het programakkoord en het