24 JUNI 1982 932
ïl-
de kostenverschuiving en op de wijze waarop
ïui-
zulks is geschied. Het zal U in dit verband
te
duidelijk zijn, dat een rapportage onzerzijds
in de richting van de rijksoverheid geen zin
had.
(pa-
de
3.
De in Uw vraag vervatte veronderstelling als
zou het in het kader van het onderzoek inwinnen
zo-
van informaties hebben moeten leiden tot het
i
duidelijk aan het licht brengen van de gepleeg
cos-
de verschrijvingen, kunnen wij niet delen. De
>p
commissie had primair tot taak, vragen van le
/ol-
den van de commissie openbare werken te beant
i
woorden; de aard van deze vragen bracht naar
iet
ons oordeel niet met zich mede, de verschrij
m
vingen op zich aan een onderzoek te onderwerpen
(waarbij wij opmerken, dat reeds in de vragen
zes-
zelf het feit van de verschrijvingen kennelijk
jen
als een gegeven wordt beschouwd)nog daargela
de
ten de vraag, of - zo de verschrijvingen wel
tot voorwerp van onderzoek zouden zijn geworden
- de commissie op grond van het beschikbare ma
ook
teriaal gekomen zou kunnen zijn tot een inzicht
in de wijze, waarop en de mate waarin de ver
:re-
schrijvingen zouden zijn gepleegd.
ïk-
4.
Ten aanzien van het antwoord op deze vraag ver
:h
wijzen wij U kortheidshalve naar de discussie
laar
in de vergadering van de raad van 20 april 1982,
1
alwaar dit punt uitvoerig aan de orde is ge
:e
weest.
VRAAG (ingevolge art. 48, 2e lid R.v.O. d.d.
1
5-
4-1982)
ge
in
De
heer Garritsen:
;ft
1.
Is het juist dat, van het gesprek dat wethouder
leze
Van Dun op 12 maart 1982 heeft gevoerd met 2
-S
ambtenaren van de afdeling recherche-zaken van
ïari
het ministerie v.r.o.een verslag is gemaakt
m
door deze ambtenaren en dat dit verslag de