947
24 JUNI 1982
uitvoerig fractieberaad is mij evenwel het een en
ander duidelijk geworden.
Naar de mening van onze fractie dient deze
tijdelijke verordening te worden vastgesteld uit
een oogpunt van belangrijke aspecten, bijvoorbeeld
rechtsgelijkheid onder de instellingen. Ik kan
echter geheel meegaan met de motie van het C.D.A.,
want ook naar mijn mening is deze verordening wel
op een erg laat tijdstip aan ons voorgelegd. Er
is al een halfjaar van het jaar 1982 verstreken
en de instellingen werken dan ook al een halfjaar
op basis van de in 1981 ingediende begrotingen,
maar u wilt de verordening per 1 januari 1982 van
kracht doen zijn. Ik kan dus instemmen met de mo
tie van het C.D.A., inhoudend dat de datum van
ingang 1 januari 1983 zal zijn. Voor het overige
kan onzes inziens de verordening zoals u die aan
ons hebt voorgelegd worden vastgesteld.
De heer OOMEN: Onze fractie kan zich in het
voorstel van het college vinden, maar dat was u
al bekend, omdat wij in de commissie voor dit
voorstel hebben gestemd. Het particulier initia
tief is inmiddels al met een aantal soortgelijke
verordeningen geconfronteerd, bijvoorbeeld de ver
ordening ten aanzien van het sociaal-cultureel
werk en de verordening voor de bejaardeninstellin
gen, om het zo maar eens te noemen, zodat dit voor
deze instellingen geen nieuwe zaak is. Nu er een
decentralisatie van het welzijnsbeleid naar de
gemeenten toe plaatsvindt, is het onzes inziens
juist dat wij als gemeenteraad, die de vinger aan
de beurs moet houden, aan de hand van een aantal
verordeningen de instellingen subsidie verlenen.
Van de kant van het C.D.A. is aandacht ge
vraagd voor het feit dat wij nu half 1982 een
verordening gaan vaststellen, die voor het gehele
jaar 1982 zal gaan gelden. Op zichzelf heb ik
daarmee niet zo veel moeite, maar graag wacht ik
dadelijk het antwoord van het college af. In de
commissie hebben we overigens ook iets over dit