997
24 JUNI 1982
De heer GARRITSEN: Door de raad is het prin
cipe-besluit genomen om de stadsverwarming naar
Ypelaar door te trekken, welk besluit niet door
mij werd onderschreven. Ik ben van mening dat een
dergelijk grootschalig systeem als stadsverwarming
niet in zo ongeveer geheel Breda moet worden aan
gelegd, want dan worden allerlei toekomstige ont
wikkelingen op het gebied van energiebesparing ge
blokkeerd. Er speelt nog iets anders mee. Als er
in Geertruidenberg restwarmte aanwezig is, doen
we er veel verstandiger aan die warmte zo dicht
mogelijk bij de centrale zelf te benutten, hetgeen
ook door allerlei milieugroepen en energieclubs
wordt bepleit. Er moeten dan niet van die enorm
lange transportleidingen worden aangelegd. We zit
ten daaraan dan volkomen vast, zullen niet meer
flexibel kunnen handelen en kunnen nooit meer pra
ten over afkoppeling wanneer zich alternatieve
energiebronnen voordoen, die mogelijk meer soulaas
bieden. Ik ben geen principieel tegenstander van
stadsverwarming, maar vanuit het aangegeven oog
punt meen ik dat de stadsverwarming zeker niet
naar Ypelaar moet worden doorgetrokken.
Zoals de wethouder al heeft gezegd gaat het
hier inderdaad om een heel simpel besluit, name
lijk om het opnieuw nemen van het besluit inzake
afkoppeling van oktober 1972. Toch is voor mij nog
niet geheel duidelijk of het te nemen besluit ex
act gelijk is aan het raadsbesluit van 1972 wan
neer wij ook de motie van het C.D.A. aanvaarden.
Is er dan toch geen sprake van concrete verschil
len? Als wij de motie aannemen, is er mijns in
ziens een verschil ten opzichte van de afkoppe-
lingsmethodiek waarvan in 1972 werd uitgegaan.
Ik ben verder van mening dat de wethouder in
eerste instantie te veel met een soort van boek
houdkundige benadering naar de wijken is gegaan.
Hij heeft aangegeven hoe groot de boekwaarde is en
die omgeslagen over de verschillende woningen,
waarmee hij de kosten per woning aangaf. Aan de
hand daarvan kon men dan een keuze maken. De mensen