9 MEI 1983
1029
één van beide ordevoorstellen te steunen. Wat het
eerste ordevoorstel betreft: gezien de tijd die
tussen het doen van de aanvrage en de bekrachti
ging van die aanvrage ligt, zal waarschijnlijk
door de minister met het nieuwe model rekening
worden gehouden. Ik neem aan dat de minister het
nieuwe model in zijn toewijzing verdisconteert.
Wat het tweede ordevoorstel betreft: we hebben
het C.D.A. had tijdens de schorsing hetzelfde kun
nen doen kennisgenomen van de inhoud van de
brief van de woningbouwverenigingen en we zijn
tot de conclusie gekomen dat er eigenlijk weinig
nieuws in staat; zeker niet voor mensen die in de
commissie aanwezig zijn geweest bevat de brief to
taal geen nieuwe informatie. Wij begrijpen niet
waarom door het C.D.A. toch nog om uitstel wordt
gevraagd
De heer DE ZWART: Ik ben blij dat de heer De
Werd voor ons leest I Ik vraag mij af waar hij de
wijsheid vandaan haalt om te kunnen zeggen dat ook
wij de brief hadden kunnen lezen en dat er niets
nieuws in staat. Dat maken wij zelf wel uit.
De heer TEN WOLDENaar aanleiding van de op
merkingen van drie fractievoorzitters en de heer
De Bruijn zou ik het volgende willen opmerken. De
heer Simons heeft terecht gezegd dat hij de inhoud
van de verordening niet kent. Ik wijs erop dat het
in de raad altijd gebruikelijk is geweest inten
tie-uitspraken over toepassing van bepaalde wets-
onderdelen te koppelen aan verordeningsteksten.
De heer SIMONS: Je kunt toch niet vooruitlo
pen op een beleid dat er nog niet isl
De heer TEN WOLDEIk vind dat de raad de
inhoud van de verordening moet kennen alvorens
een uitspraak te doen, te meer daar er nu kenne
lijk landelijk een nieuwe regeling op tafel ligt.
De nieuwe aspecten die die regeling bevat moeten