1045
19 MEI 1983
geweest tot uitvoerige discussie in onze fractie.
Vragen daarbij waren:
1Hoe verhoudt de herinvoering zich tot het sti
muleren van het particulier en maatschappelijk
initiatief dat het C.D.A. nastreeft zonder
daarbij de overheid een betuttelende rol te
willen laten spelen?
2. Hoe verhoudt de herinvoering zich tot de ge
rechtigheid die wij als christelijke partij na
streven en die wij als overheid operationeel
kunnen maken door regulerend op te treden?
3. Hoe ook dat staat in het programakkoord
verhoudt een en ander zich tot een kosten/ba
ten-analyse?
Als wij vertrekken vanuit het C.D.A.-program,
"een passend dak boven het hoofd van iedere Bre-
danaar", en als wij bedenken dat alleen al bij de
Stichting Woonruimteverdeling ongeveer 5.500 wo
ningzoekenden ingeschreven staan, terwijl de con-
tingentering voor de sociale woningbouw terugloopt
en naar het zich laat aanzien nog verder zal te
ruglopen en terwijl er voorts sprake is van een
teruglopend niveau van de huursubsidie, dan is de
conclusie dat de overheid wel moet ingrijpen, door
regulerend op te treden ten bate van de groepen in
de samenleving die dit het meeste nodig hebben.
Deze conclusie zullen we moeten laten prevaleren
boven het aspect dat ik hierboven terecht in vraag
1 aan de orde heb gesteld. Een bijkomstigheid is
in dit verband dat door een samenloop van omstan
digheden de kosten/baten-analyse gunstig uitvalt.
Vanuit deze optiek kunnen wij ermee instem
men dat conform het voorstel van burgemeester en
wethouder aan de Kroon het verzoek wordt gericht
tot het weer op Breda van toepassing verklaren
van de Woonruimtewet 1947. Het is ons bekend dat
bij velen twijfels bestaan over de vraag of de
woonruimte met het instrumentarium dat burgemees
ter en wethouders nu willen aanvragen wel doelma
tig en rechtvaardig te verdelen is. Begrippen als
"doelmatig" en "rechtvaardig" behoeven in dit