1053
19 MEI 1983
wat de wet van de verminderende meeropbrengsten
inhoudt. Als ik dit zeg, weet hij waarmee hij vol
gens mij bezig is. Kennelijk dat is landelijk-
politiek niet nieuw heeft de P.v.d.A. geen oog
voor de kostenontwikkeling. Hoe de kostenontwik
keling zal zijn, kan de P.v.d.A. en blijkbaar he
laas op dit ogenblik ook het C.D.A. niet zo veel
schelen. Dat is de politieke realiteit. In deze
stad voeren we vaak discussies waarin we budgetten
voor stadsontwikkeling en stadsvernieuwing probe
ren te zoeken, maar het college wil nu rustig
400.000,a 500.000,per jaar gaan uitgeven
aan een systeem waarvan het rendement door ons en
door velen met ons wordt betwijfeld. Ik voel mij
als raadslid in een zeer ongelukkige positie waar
in ik met de rug tegen de muur sta.
De wethouder heeft betoogd dat het niet al
leen om de rechtvaardigheid van de verdeling gaat,
maar dat met name ook een argument in het woonlas-
tenvraagstuk kan worden gevonden. Naar mijn mening
moet worden vastgesteld dat de Woonruimtewet 1947
nauwelijks een bijdrage tot verlichting van de
woonlasten kan leveren. De mogelijkheid tot ver
lichting gaat maar voor een zeer beperkte catego
rie op en bovendien geldt dat het woonlastenvraag-
stuk algemeen moet worden benaderd en niet alleen
met het oog op een kleine groep die toevallig een
bijzondere eigenschap heeft.
Het heeft mij zeer gestoken misschien ga
ik nu nogal op de persoonlijke toer dat de wet
houder als argument gebruikte dat we nu eindelijk
voor een betere toedeling aan etnische minderhe
den zouden kunnen zorgen. Hij verweet de particu
liere beleggers en de particulieren die huizen
verhuren, dat zij niet aan zo'n betere toedeling
zouden meewerken. Ik meen dat hij vanuit een iets
andere optiek
De heer DREEF: Waarom steekt u dat?
De heer TEN WOLDE: Dat ben ik net aan het