1073 19 MEI 1983 een zelfde soort instrument als wij om andere re denen voorstellen. Als de heer Ten Wolde minstens de heer Winsemius zou willen volgen wanneer hij die niet goed genoeg vindt: de gedachte is beves tigd door de heer Brokx en dat moet alles beteke nen! kunnen we vaststellen dat hij tot een zelfde conclusie als wij zou kunnen komen, maar dan vanuit een heel andere filosofie, een filoso fie die in het college niet heeft gespeeld, maar die vanuit de politieke opstelling van de heer Ten Wolde zou kunnen leiden tot het onderschrijven van een verzoek om herinvoering van de Woonruimtewet (W.R.W.). Ik zeg "zou kunnen leiden", maar ik zou eigenlijk moeten zeggen "moet leiden". De heer TEN WOLDE: Voor de actualiteit van de discussie lijkt het mij goed hierop even te reage ren. Ik ben het volstrekt eens met de visie van de heer Winsemius, maar de heer Welschen moet erbij zeggen dat, zodra de gemeente die taak toebedeeld krijgt, de immobiliteit van het bestaande woning bestand gewoon toeneemt. Ik doel op een lager aan tal woningen dat men vrijwillig beschikbaar laat komen en dat onder de werkingssfeer van de in te voeren Woonruimtewet valt. Daar gaat het iedere keer om en ik denk. Wethouder WELSCHEN: Ik wil daar straks wel even op terugkomen, maar er is iets dat ik een beetje zot vind. We hebben het over politieke uit gangspunten, waarbij van de kant van het C.D.A. en de andere partijen in deze raad in feite wordt aangegeven dat we proberen het recht van mensen met lagere inkomens op woningen met daarbij pas sende huren te verwezenlijken. Wij proberen van onze kant dit verhaal op tafel te leggen en we trekken de conclusie ik haal dat uit praktisch alle hier gehouden betogen, behalve dat van D'66 dat dit eruit moet komen, maar u zegt dat je dit eindresultaat niet moet bereiken en dat het op dit moment te vroeg is, terwijl uw partijgenoten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1073