1131
19 MEI 1983
de in de commissie ingenomen standpunten in deze
raadsvergadering geen veranderingen blijken te
hebben ondergaan. Ik zou mij kunnën beperken tot
een technische benadering, maar ik zou daarmee on
voldoende recht doen aan de gemaakte opmerkingen
en aan het werk van de ATD. Toen in 1981 het expe
riment van de ATD afgelopen was en de ATD de gele
genheid kreeg het experiment in beperkte mate
voort te zetten voor twee jaar, is afgesproken dat
er sprake zou zijn van het ontwikkelen van een
overdraagbare methodiek. Dat achteraf de ATD aan
deze voorwaarde minder waarde toekende dan aan an
dere aspecten in het kader van de evaluatieis
het goed recht van de ATD, maar ik wijs er nadruk
kelijk op dat dit één van de afspraken is die in
1981 zijn gemaakt. Naar ik meen is de ATD destijds
dank zij de interventie van mevrouw Den Ouden
blijven voortbestaan.
Door diverse sprekers is opgemerkt dat de in
stellingen de taak niet hebben overgenomen. Ik
herinner hier aan mijn opmerking in de commissie,
inhoudende dat ik niet kon aangeven in hoeverre
de instellingen zijn ingegaan op de vraag die het
college naar aanleiding van de door de raad aan
genomen motie heeft gesteld, maar dat dit niet be
tekent dat men de taak niet heeft overgenomen. In
middels kan ik mededelen dat zowel bij I.M.W. als
bij B.W.O.B. contacten met de ATD bestaan over de
overname. Beide instellingen hebben mij verzekerd
dat in het programma 1984 inbouw van deze activi
teit zal plaatsvinden; ik antwoord hiermee op
vragen van mevrouw Brosky en mevrouw Van Beusekom.
Een toevoeging moet overigens zijn dat men met
name van de zijde van het B.W.O.B. heeft opgemerkt
de indruk te hebben dat de ATD bij de realisering
van een en ander een wat afhoudende opstelling
kiest. De realiteit gebiedt mij ook dat naar vo
ren te brengen.
Met het voorafgaande meen ik de opmerkingen
van de heer Crul over de "schoonheidsprijs" en de
evaluatie te hebben weerlegd. Er is wel degelijk