5 JUNI 1983 1155 over de drie geformuleerde vragen naar wij vrezen onvermijdelijk tot een discussie over de gemeente lijke betrokkenheid bij het vraagstuk van vrede en veiligheid en daarmee, zoals mevrouw Van Rooij terecht heeft geconstateerd, tot een doorkruising van de discussie die binnenkort in de commissie algemene zaken zal worden gestart over de notitie van het college inzake de mogelijkheden en de rol van het gemeentebestuur met betrekking tot kern wapens De zaak waarvoor de heer De Werd zich zo zeer inzet is naar onze mening meer gebaat bij een zorgvuldige behandeling van deze notitie dan bij een vandaag te houden interpellatiedebat. Ik doe daarom namens de V.V,D,-fractie een dringend beroep op de heer De Werd om zijn ver zoek in te trekken. De heer DREEF: Wij willen op dit interpella- tieverzoek niet zo uitvoerig ingaan als de heer Taks, maar wij willen nog wel het volgende naar voren brengen, In de raadsvergadering van 19 mei zijn na mens onze fractie over ditzelfde onderwerp vragen gesteld, met name over het gestelde in vraag 1. Desondanks zijn wij van mening dat verzoeken van raadsleden tot het houden van een interpellatie positief dienen te worden benaderdIndien dit verzoek wordt ingewilligd, kunnen wellicht tevens onze vragen zoals gesteld in de vergadering van 19 mei worden beantwoord. De heer HENDRICKS: Ook onzerzijds wordt een interpellatie een zeer zwaar wapen geacht. Wij vragen ons af waarom de P,P.R.-fractie niet met de andere fracties over dit interpellatieverzoek heeft overlegd, opdat het college had kunnen wor den benaderd in de periode De heer TAKS: Een dergelijk contact had door de initiatiefnemer moeten zijn gelegd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1155