9 JUNI 1983 1193 bodemgesteldheid en dergelijke gekeken, waarna een en ander geweldig mooi en deskundig in kaart wordt gebracht. Daardoor kunnen we wellicht ook nagaan wie hier in het verleden hebben gewoond. Ik heb mij laten uitleggen dat indien wij niet zo hoog zouden bouwen het misschien niet eens nodig zou zijn geweest in deze tijd van schaarse midde len een archeoloog aan te trekken, omdat dan de grond weer netjes zou worden dichtgemaakt; in dat geval zou in betere tijden een archeoloog aan het werk kunnen gaan. Ik heb begrepen dat voor mevrouw Rattink dit werk niet de hoogste prioriteit heeft, maar ik hoop toch dat wij haar te zijner tijd, indien er dan nog werk valt te doen voor een archeoloog en wij daarvoor financiële middelen kunnen vrijmaken, opnieuw aan onze zijde zullen vinden. Misschien zal dan evenwel dat werk zozeer in de dienst open bare werken zijn geïntegreerd dat wij nooit meer met een dergelijk voorstel worden geconfronteerd. De financiële middelen worden nu uit een andere pot betaald en dat is de reden waarom dit punt in de raad wordt behandeld, want normaal gesproken is het aan de dienst te bekijken wie en wat men nodig heeft bij het werk. De heer DE BRUIJN: Ik zal nog graag een ant woord horen op mijn verzoek om een tijdige evalu atie. Ik heb om een evaluatie na een jaar ge vraagd Wethouder VAN ASSELDONK: Ik zou eigenlijk niet weten waartoe zo'n evaluatie zou moeten lei den. Na het werk dat door mevrouw Magendans en de heer Cleves is verricht is naar ik heb begrepen de gehele raad tot de conclusie gekomen dat er in ieder geval een archeoloog moet worden aangetrok ken, voorlopig voor twee jaar. Er zullen rappor ten worden uitgebracht en ik zeg toe dat wij de raad van de bevindingen op de hoogte zullen stel len. De heer De Bruijn moet mij maar vertellen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1193