1224
30 JUNI 1983
Voor wat betreft punt 3 zou ik graag willen
weten of het B.W.O.B. reeds schriftelijk heeft
toegezegd dat het bedoelde organisatiemodel uiter
lijk per 1 januari 1984 op tafel zal liggen. Die
datum is ook door de voorzitter genoemd en ik hoop
dat het B.W.O.B. zich daaraan zal houden.
Voor de bewoners van de Driesprong is het een
heel goede zaak dat het opbouwwerk in deze wijk,
dat naar onze mening dringend noodzakelijk is, kan
worden voortgezet. Ik vertrouw erop dat het
B.W.O.B. zijn toezegging als neergelegd in zijn
brief van 16 mei 1983 geheel zal nakomen en tij
dig de nodige maatregelen zal treffen.
Ik wil voorts los van dit voorstel nog het
volgende kwijt. Afgelopen dinsdagavond heeft het
B.W.O.B. een uitlating gedaan die mij bijzonder
onaangenaam heeft getroffen. Er werd door het
B.W.O.B. verklaard dat in het kader van de nood
zakelijke bezuinigingen personeel ontslaan het
laatste is waartoe men bereid is. Op zichzelf is
het juist dat een werkgever zijn personeel tot
het uiterste in bescherming neemt, maar ik begrijp
deze uitlating niet goed in het licht van het ge
stelde in het beleidsplan 1983 enerzijds en an
derzijds in onder meer zijn brief van 7 juni 1983.
Daarin wordt namelijk gesteld dat de opbouwwerkers
in Heuvel en Zandberg-West per 1 juli 1983 zouden
moeten worden ontslagen. In de laatste brief van
het B.W.O.B., van 26 juni, is deze datum gewijzigd
in 1 januari 1984. Wat doet het B.W.O.B. tegen
het eind van het jaar, een ontslagvergunning aan
vragen voor één of twee opbouwwerkers öf weer met
het college gaan onderhandelen en in afwachting
van die onderhandelingen de arbeidsverhouding ge
woon laten voortduren in de hoop dat het college
in een oude sok toch weer het geld zal vinden? Ik
vraag me af wanneer het B.W.O.B. doordrongen zal
zijn van het feit dat er moet worden bezuinigd,
ook door hem. Het B.W.O.B. legt steeds weer ande
re eisen en andere, niet altijd even duidelijk
gemotiveerde, bedragen op tafel. Ik vind het