1236
30 JUNI 1983
het B.W.O.B. gezegd dat men daarom niet heeft ge
vraagd. Ik zal toch bij de voortgang van de ge
sprekken deze bemiddelingsmogelijkheid nogmaals
onder de aandacht brengen, waarbij ik de eigen
verantwoordelijkheid van het B.W.O.B. voor de fi
nanciële administratie natuurlijk onverlet laat.
In ieder geval zal ik duidelijkheid verschaffen
over de verdere ontwikkelingen dienaangaande.
Dat laatste geldt ook voor de rechtstreekse
subsidiëring van de wijkopbouworganen. Zoals men
weet is het de bedoeling in het kader van het
buurtgericht sociaal-cultureel zoals het college
dit voorstaat en dat ook in de welzijnsplanning
nadrukkelijk naar voren zal komen een directe re
latie te leggen met de buurten en wijken en de
daarin functionerende organisaties. In dat kader
hebben wij dit voorstel gedaan, waardoor tevens
een druk bij het centraal bureau van het B.W.O.B.
zal wegvallen. Gezien de ervaringen uit het ver
leden op grond waarvan dit voorstel is afgewezen,
hebben wij in eerste instantie gesteld dat ook nu
tot een afwijzing moet worden besloten, maar ik
zal dit punt in ieder geval nog onder de aandacht
van het bestuur van het B.W.O.B. brengen.
Vervolgens is gevraagd in hoeverre voor 1 ja
nuari 1984 het in het voorstel genoemde organisa
tiemodel ten aanzien van de stadsvernieuwingspro
jecten gestalte kan krijgen. Ik ben ervan over
tuigd, de verantwoordelijkheid van het B.W.O.B.
kennende, dat het de toezegging op dit punt ge
stand zal doen. Een en ander geschiedt in goed en
nauw overleg met de projectleider stadsvernieuwing,
die hieromtrent met het B.W.O.B. in contact zal
treden danwel omgekeerd.
Inzake de Driesprong kan ik meedelen dat
blijkens een schrijven van het B.W.O.B. het
B.W.O.B. akkoord is gegaan met de herschikking
dat schrijven dateert van 16 mei 1983 zodat
het opbouwwerk in de Driesprong in 1984 gegaran
deerd is.
De kwestie van het ontslaan van personeel is