1268
30 JUNI 1983
ervaring is men langzamerhand tot de conclusie
gekomen, dat voor instandhouding van de laatste
twee door de raad opgeworpen belemmeringen of
beter gezegd de laatste twee door het college
voorgestelde belemmeringen die destijds door de
raad zijn overgenomen namelijk ten aanzien van
het buitengewoon ondérwijs en de hoofden van scho
len, in feite weinig redenen meer zijn, dat deze
belemmeringen althans niet meer in stand behoeven
te worden gehouden in gevallen waarin vanuit het
onderwijsveld zelve de vraag naar voren komt via
deeltijdfuncties in vacatures te mogen voorzien.
Welnu, deze situatie doet zich op dit moment voor.
Van de zijde van het buitengewoon onderwijs is een
concrete aanvrage binnengekomen inzake het door
twee mensen in deeltijdarbeid laten vervullen van
een functieeen aanvrage waarop ik op dit moment
afwijzend moet reageren omdat de raad in oktober
1979 heeft besloten het buitengewoon onderwijs van
toepassing van deeltijdfuncties uit te sluiten.
Op grond van het overleg dat hierover binnen de
hierbij betrokken school heeft plaatsgevonden meen
ik de raad te mogen zeggen: leg het buitengewoon
onderwijs niet langer deze belemmering in de weg.
Ervaringen met deeltijd elders en ervaringen op
dit terrein binnen het gewone onderwijs in Breda
tonen aan dat de belemmeringen waartoe destijds
is besloten meer zijn voortgekomen uit vrees voor
het onbekende dan dat de beslissing daartoe feite
lijk inhoud had. Wanneer de raad het nu voorgeleg
de besluit neemt, zal dat uiteraard niet betekenen
dat morgen alle functies in het buitengewoon on
derwijs in deeltijd zullen worden vervuld en even
min dat morgen alle hoofden van scholen in deel
tijd zullen gaan werken, maar waar het mogelijk
is, waar het past binnen de verhoudingen van het
schoolteam, zal dan in deeltijd kunnen worden ge
werkt. Dat is in feite de inhoud van dit pread
vies
Ik kom toe aan het amendement van de heer
Dammer. Gisteren hadden wij een vergadering van