1304
30 JUNI 1983
te stellen, dit laatste mede gezien ons streven
de woonfunctie in de binnenstad te behouden.
Wethouder VAN ASSELDONK: Er is in dit geval
sprake van gelukkige mensen en bij gelukkige men
sen vind je altijd, terugkijkend, enige teleur
stelling.
Het was een mooie gedachte de binnenstad van
Breda, of althans een groot deel daarvan, aan te
wijzen tot beschermd stadsgezicht. Volgens de Wet
op de Ruimtelijke Ordening dient na een dergelijke
aanwijzing binnen een jaar een bestemmingsplan te
worden vastgesteld, maar die periode van een jaar
is kort, zelfs veel te kort, hetgeen wij ook heb
ben geconstateerd toen wij in oktober jl. de nota
"Anders omgaan met monumenten" hebben vastgesteld.
Ik zeg "zelfs veel te kort", want ook het rijk
weet dat aan een beschermd stadsgezicht een struc
tuurplan ten grondslag moet liggen. Het structuur
plan van de gemeente Breda is via heel veel inten
sief werk tot stand gekomen, via veel inspraak ook
en het is gebaseerd op het cultuur-historisch mo
del, een mijns inziens goede zaak. Toen indertijd
hiertoe was besloten is het college gaan bekijken
wat aan het cultuur-historisch model zou moeten
worden gedaan. Niet alleen deze wethouder, maar
ook het vorige college en de vorige raad hebben in
dezen veel voorwerk verricht. Uit de aan de nota
toegevoegde lijst van werkzaamheden blijkt even
eens dat het gemeentebestuur niet heeft stil geze
ten. Het lijkt misschien te weinig, maar dat is
het niet.
Mevrouw Neeb stelde de vraag wat wij door het
ontbreken van een bestemmingsplan of een meerja
renplanning aan subsidies hebben misgelopen. Wij
hebben iets misgelopen, maar anderzijds mag worden
geconstateerd dat rijk en gemeente sinds 1968 mil
joenen in de restauratie van monumenten hebben ge
stoken. De daarop betrekking hebbende lijst is
achterin de nota "Anders omgaan met monumenten"
opgenomen. Voor de restauratie van beeldbepalende