1344
18 AUGUSTUS 1983
DOOR DE VERENIGING VOOR VREEMDELINGENVERKEER
"BREDA VOORUIT", KRACHTENS DE WET AROB TEGEN
HET RAADSBESLUIT VAN 21 APRIL 1983 INZAKE ON
DER MEER VASTSTELLING VAN HET SUBSIDIEBEDRAG.
(S)
De heer DE WERD: Wij hebben met dit voorstel
grote moeite en wel om een tweetal redenen. De
eerste is een formele reden en heeft betrekking op
de kans die de gemeente heeft om de Arob-procedure
niet te verliezen. Er wordt uitgegaan van een ce-
teris-paribus-clausule, die in feite niet in het
contract is opgenomen en waarop dus ook in formele
zin niet kan worden teruggevallen; die wordt al
leen impliciet verondersteld. Onzes inziens is dit
een heel zwakke basis voor het niet verliezen van
de Arob-procedure.
Inhoudelijk is dit een voorstel dat volgens
onze stijl eigenlijk niet door de beugel kan. Je
kunt niet eerst met een vrij grote organisatie een
middellange-termijn-beleid voor een periode van
vijf jaar afspreken, om vervolgens na een jaar te
zeggen: sorry jongens, het kan niet, we hebben te
weinig geld, je moet nu maar een behoorlijk bedrag,
namelijk meer dan 10%, inleveren. Mijns inziens is
dat not done; zoiets kunnen we niet doen ten op
zichte van de V.V.V. Dit betekent echter niet dat
we het met de bezuinigingen die binnen de commis
sie werken moeten worden verdeeld en die ook ten
aanzien van het vreemdelingenverkeer moeten wor
den toegepast niet eens zouden zijn. Daarmee kun
nen wij wel akkoord gaan, maar volgens ons dient
op een andere wijze met zo'n organisatie te worden
omgegaan. Wij hebben daarom in de commissie voor
gesteld samen met de vereniging een plan op te
stellen om tot gefaseerde afbouw van de subsidie
te komen, waarop echter door de wethouder niet is
ingegaan
Wethouder SANDBERG: De bezwaren van de heer
De Werd zijn bekend en ook uitvoerig besproken.