18 AUGUSTUS 1983
1345
R Over de kans die de gemeente loopt om een eventu
ele voortgezette Arob-procedure te verliezen zul
len wij ons niet uitspreken; we zullen te zijner
tijd wel zien hoe dat loopt. Overigens acht ik die
kans in veel mindere mate dan de heer De Werd aan -
wezig.
el De heer De Werd heeft als inhoudelijk bezwaar
aangevoerd dat het niet correct is thans in te
op grijpen. In de eerste plaats merk ik op dat het
ure college ook door de heer De Werd wordt gehouden
e- raadsbesluiten tot uitvoering te brengen; de raad
t mag niets anders van het college verwachten dan
iele dat raadsbesluiten worden geëffectueerd. In dit
geval betekent dat het daadwerkelijk opleggen van
dit een korting. De heer De Werd heeft gesuggereerd
an i-n overleg met de vereniging te komen tot een an
der model dan dat waartoe de raad heeft besloten,
s Ik heb die suggestie afgewezen, omdat ik mij con-
e formeer aan het raadsbesluit, waarover ik ook in
een deze raad volkomen duidelijk wil zijn. De raad
heeft besloten een korting door te voeren, welke
te korting zich mijns inziens in redelijke mate ver
te houdt tot de kortingen welke andere instituten
Irag, worden opgelegd. Overigens worden zij in veel ge-
is vallen niet aansluitend door de gemeente Breda ge-
>- kort, maar tevens door het rijk; een gemeentekor-
lat ting in combinatie met een rijkskorting kan nog
Ls- wel heel wat zwaarder uitpakken. Datgene waartoe
;n wij hebben besloten is naar mijn mening proporti-
oneel een te verdedigen zaak. Wanneer de heer De
m- Werd meent dat ik over modaliteiten van de gedane
it raadsuitspraak met de V.V.V. kan gaan onderhande
rden len, zonder dat daaraan een raadsuitspraak ten
ar- grondslag ligt, is hij aan het verkeerde adres. Ik
heb noch die machtiging noch die vrijheid. Het
Le antwoord daarop luidt dan ook heel luid en duide-
xS lijk:i nee.
De heer DE WERD: De argumenten van de wethou-
=r ^er zijn bekend, want we hebben in de commissie
daarover heel uitvoerig gesproken en ik heb er