1350
18 AUGUSTUS 1983
dat u de vrije-sectorbouw in 1984 programmeert op
125 stuks en vervolgens via 32 stuks in 1985 komt
op het enorme aantal van 808 stuks in 1986, waar
mee het aantal vrije-sectorwoningen bijna 40%
wordt van het totaal in 1986 te bouwen woningen.
Gaarne zullen wij van u vernemen welk beleid hier
thans met betrekking tot de vrije-sectorbouw wordt
voorgesteld.
Wethouder WELSCHEN: Deze eerste keer dat een
vragenlijst in de raad komt geeft een aantal pro
blemen, zoals ook in de commissie is gebleken. In
de eerste plaats is een vragenlijst niet de een
voudigste lectuur en in de tweede plaats zijn de
betekenis van de vragenlijst en de rol die hij
speelt binnen de afspraken die er liggen voor
iedereen vermoedelijk niet precies bekend. Zo is
van de kant van de P.P.R. gevraagd waartoe wij
hiermee nu besluiten voor de toekomst. In dit ver
band zijn twee zaken van belang, in de eerste
plaats onze langere-termijnplanning in welk kader
wij met verschillende overheden hebben afgesproken
hoe het hele beeld er globaal uit moet komen te
zien. In de tweede plaats is sprake van een feite
lijke ontwikkeling en een gewenste ontwikkeling op
korte termijn. Die feitelijke en gewenste ontwik
keling op korte termijn kunnen afwijken van de ge
plande langere-termijnontwikkeling, waardoor op-
schuifeffecten ontstaan. Wij hebben langere-ter
mi jnaf spraken met bijvoorbeeld het rijk gemaakt,
die bekend zijn bij de H.I.D. en de provincie en
op grond waarvan wordt uitgegaan van de bouw van
een zeker aantal woningen in een bepaalde tijd in
een zekere verdeling. Als die verdeling in een
aantal jaren niet wordt gehaald, zit het er natuur
lijk dik in dat in de vragenlijst moet worden aan
gegeven dat er een opschuifeffect plaatsvindt.
De heer De Zwart heeft gevraagd naar een aan
tal getallen achterin de vragenlijst, betrekking
hebbend op latere jaren. Deze betreffen de grote
plooi die naar voren wordt geschoven wanneer in de