18 AUGUSTUS 1983 1385 De heer CRUL: Kijkt u nu even de stukken na voordat u verder gaat, want dan zult u zien dat hij toen die opmerking niet heeft gemaakt. Wethouder VAN DUN: Volgens mijn aantekeningen is dat wel het geval, zoals ik in de commissie al heb gezegd. De heer Crul heeft dat toen niet weer sproken. T.a.v. de jaren 1978 en 1979 werd dezelf de opmerking gemaakt en toen werd evenmin door commissie, raad en college daarop gereageerd, maar naar aanleiding van de jaarrekening 1980 pakt Christ Crul plotseling uit, wat overigens ook zijn goed recht is. Zijn benadering heeft mij echter verleid tot de opmerking over de verschuiving van goede naar kwade trouw. Ik ben van mening dat de heer Crul in zijn eerste termijn wat prudenter een onderscheid had moeten maken tussen de beoordeling van deze zaak door de verificateur, zijnde de be voegde boekhoudkundig-deskundige mijnheer, èn de mening van de heer Crul c.q. de Partij van de Ar- beid-fractieOp het moment waarop een en ander door elkaar gaat lopen, lijkt het erop alsof de verificateur spreekt door de mond van de Partij van de Arbeid-fractie en dat beeld wil ik wegne men. Overigens neem ik aan dat het niet bewust door de heer Crul is opgeroepen. Met diep leedwe zen moet het college constateren dat aan de jaren geleden gegeven administratieve opdracht in 1983 nog niet is voldaan. Als wethouder en als college, verantwoordelijk zijnde voor alles waarvoor je bijna niet verantwoordelijk kunt zijn, dien je dan de vraag te stellen hoe lang je achter of voor iemand moet staan. Men zou kunnen stellen: tot het eind der tijden, maar ik wil zeggen dat wij met ons allen, mèt het ambtelijk apparaat, in dezen wat attender op de voortgang van de werkzaamheden hadden moeten zijn. Ik ben in elk geval wel van mening dat dit gewoon als een administratieve zaak moet worden beschouwd. Er springt verder nog één ding uit, dat de heer Crul terecht naar voren heeft gebracht, maar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1385