8 SEPTEMBER 1983
1420
commissie het woord over de nota gevoerd. De be
langrijkste punten van de nota zijn bij die gele
genheid al aan de orde gesteld. Wij herhalen hier
de toen gemaakte opmerking dat wij in de nota een
ombuiging van prioriteiten en van beleid proeven
die werkelijkheid zal moeten worden. In wezen be
staat in de nota dat aanvankelijk onder andere het
verkeer en daarmee verwante aandachtsvelden de
prioriteit hadden, maar dat een ombuiging naar
preventief beleid zal plaatsvinden en dat ook
de heer Hofsté heeft erover gesproken specifie
ke aandacht zal worden gegeven aan de kleine cri
minaliteit en het onbehagen van de burger over de
veiligheid.; in het verlengde daarvan zal de wijk
gerichte opzet van de politie verder worden ont
wikkeld. Wij onderschrijven dat beleid en wij vin
den dat de decentralisatie best verder zou kunnen
worden opgepakt. De politie zal er wat het beleid
betreft, hoewel dat niet zo specifiek in de nota
staat, voor moeten zorgen dat er ruimte is, zeker
in de ontwikkelingen van deze tijd, voor uitingen
van ongenoegen over politieke opstellingen die
vaak zeer verschillend worden benaderd. Daarvoor
zal de politie ruimte moeten scheppen en de moge
lijkheden moeten bieden.
In de nota ik kom nu op één van de over
gebleven vragen wordt de groep bijzondere op
drachten genoemd, die een specifieke functie heeft.
Misschien kunt u, mijnheer de voorzitter, daarover
nog eens iets vertellen. In de commissievergade
ring van januari hebben wij aandacht gevraagd voor
de zedenpolitie en het opnemen van vrouwen daarin.
i Bij die gelegenheid en ook later is gezegd dat dat
k moeilijk was: er zijn praktisch gronden aangegeven
die verwezenlijking onmogelijk zouden maken. Wij
zien die praktische argumenten eigenlijk niet en
n wij zouden er dan ook sterk op willen aandringen
dat hierin wordt voorzien.
De VOORZITTER: Waarover spreekt u nu? Het is
mij even ontgaan waarop deze laatste opmerking