8 SEPTEMBER 1983
1428
Ook de voorgaande sprekers hebben er blijk
van gegeven dat de behandeling van de politienota
1983 tevens een goede gelegenheid vormt voor een
korte terugblik op 30 april 1981. Het is ongetwij
feld waar dat het politie-optreden toen het meest
de aandacht heeft getrokken van het door ur< mijn
heer de voorzitter, gevoerde politiebeleid in de
jaren waarin u burgemeester van Breda bent geweest
Het is nu een goed moment om daarop terug te blik
ken, vooral ook omdat de lopende kantongerechts-
procedures zijn afgewikkeld en geen van partijen
hoger beroep heeft ingesteld. De notitie waarin
verantwoording over de afhandeling van de schade
claims wordt afgelegd is in de vorige raadsverga
dering voor kennisgeving aangenomen.
Op 14 mei 1981 heeft in de gemeenteraad een
interpellatiedebat over het politie-optreden op
Koninginnedag 1981 plaatsgevonden. Naar aanleiding
van dat debat heeft de raad bij motie onvoorwaarde
lijk zijn instemming betuigd met het ter handha
ving van de openbare orde gevoerde beleid. Sinds
dien zijn naar onze mening geen feiten bekend ge
worden die aanleiding tot het herzien van dat oor
deel zouden moeten geven. Eerder is het tegendeel
het geval. Ook de heer Hofsté heeft al gewezen op
de beschikking van het gerechtshof van Den Bosch
van 26 april j.l. waarbij een beklag inzake het
niet vervolgen van het misdrijf van wederrechte
lijke vrijheidsberoving, gepleegd door de politie,
ongegrond werd verklaard. Deze beschikking beves
tigt impliciet de juistheid van het gevoerde be
leid. Bijzonder van belang is in dat verband de
overweging van het hof waarin wordt gesteld dat de
gemaakte fouten beperkt zijn gebleven en dat uit
de tevoren opgestelde zorgvuldige richtlijnen
blijkt dat deze beperkte fouten zeker niet te wij
ten waren aan de burgemeester of de commissaris
van politieAnders gezegdde gevallen waarin
sprake was van onjuist politie-optreden moeten
worden aangemerkt als fouten gezien de omstandig
heden waaronder moest worden gewerkt, en dan nog