1437 8 SEPTEMBER 1983 af, wanneer dat zal gaan gebeuren. Naar mijn me ning moet de commissie voor openbare orde in de evaluatie van het functioneren van deze groep wor den betrokken en moet zij erover beslissen of het bestaan van de groep moet worden voortgezet. Een ander nieuw element is het leggen van het accent op de kleine criminaliteit. In de commissie heb ik al gevraagd of ook de "witte boorden" hier onder vallen, waarop ontkennend is geantwoord. Al leen als je met een net pak aan iets in een winkel jat, val je als witte-boord-drager onder deze be leidslijn. Naar onze mening is de kleine crimina liteit vooral een maatschappelijk probleem dat eerder via een maatschappelijke invalshoek dan met een sterke politie-inzet moet worden opgelost. Ik wil niet zeggen dat diefstallen en dergelijke de licten niet vervelend zijn, maar mijn stelling is dat ze samenhangen met de tijd waarin we leven. Die tijd is niet makkelijk: er wordt bezuinigd en mensen worden arm gemaakt. Vroeger gold geloof ik het katholieke uitgangspunt dat je als je heel arm bent best van de rijken mag pakken, maar we zijn blijkbaar nog niet arm genoeg. Ik ben benieuwd welk standpunt het C.D.A. wat dit betreft inneemt. In de nota missen wij de discussie over het gebruik van geweld. In deze discussie, waarvoor ook D'66 aandacht heeft gevraagd, gaat het eigen lijk over de inzet van de m.e. In gevallen waarin de m.e. in Breda optreedt zouden we daarover na derhand liefst vooraf, maar dat is niet altijd mogelijk in de commissie voor openbare orde moeten discussiëren. Verder missen wij het optreden en de werk zaamheden van de politie-inlichtingendienstDe uitgangspunten en de richtlijnen voor deze dienst dienen naar onze mening in de commissie voor open bare orde te worden besproken. Met de geheimzin nigheid rondom dit soort diensten is in feite nie mand gediend. Bij de V.V.D. denkt men misschien: "ze houden niet bij waar V.V.D.-affiches voor de ramen hangen,maar men kan er zeker van zijn dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1437